Internationaal en Europeesrecht
Leerdoelen samengevat
Leerdoel 1. De student weet wat de begrippen internationaal recht, internationale
rechtsorde, internationale rechtssubjecten inhouden;
Internationaal recht: regelt alle betrekkingen tussen staten. Staten maken afspraken op
grond van het internationale recht (verdragen). Alle staten zijn hierbij verbonden aan elkaar.
Internationaal publiekrecht: dit recht reguleert de betrekking tussen staten en
internationale organisaties, waarbij het gaat om gebieden als de mensenrechten, het
verdragsrecht enzovoort.
Internationaal privaatrecht: Richt zich op de geschillen tussen natuurlijke personen en/of
rechtspersonen onderling. Er moet sprake zijn van een privaatrechtelijke situatie tussen twee
of meer landen. Staten maken hier zelf regels over, we krijgen hier meer te maken met
nationaal recht.
Staatssoevereiniteit: de overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het
grondgebied van de staat en is de enige die wet- en regelgeving vormgeeft (vrijwillig worden
overgedragen of onvrijwillig worden beperkt).
Rechtssubjecten: zelfstandige dragers van rechten en plichten, alle factoren die
rechtsbevoegdheid bezitten:
1. Staten
a. Grondgebied of territoir
b. Bevolking
c. Één regering oefent er effectief het hoogste gezag uit
2. Internationale organisaties
a. VN
b. Raad van Europa
c. Europese Unie
3. Natuurlijke personen
4. Volken
5. Internationale ondernemingen
6. De-factoregeringen
7. Bevrijdingsbewegingen
8. Non-gouvernementele organisaties
Leerdoel 2. De student kent de rechtsbronnen van het internationaal recht en weet
wat de begrippen ius cogens en erga omnes betekenen in een concrete casus
Rechtsbronnen:
1. Verdragen
- Algemeen rechtsbeginsel
, 2. Internationaal gewoonterecht
- Rechterlijke beslissingen (jurisprudentie)
- Doctrines
- Eenzijdige handelingen en verklaringen
- Bindende besluiten van internationale organisaties
Ius cogens: regels die van dwingend recht zijn. Het zijn opvattingen waarvan staten zijn
overtuigd dat hiervan niet van afgeweken mag worden.
Erga omnes: normen die een absolute werking hebben, hier mag niet van worden
afgeweken.
Leerdoel 3. De student kent de (belangrijkste) internationale organisaties (Verenigde
Naties, Raad van Europa & EU) en hun rol;
Internationale organisaties:
- Verenigde naties
o Opgericht nadat staten tot het inzicht kwamen dat het bewaken van vrede
en veiligheid in de wereld erg belangrijk was.
- Raad van Europa
o Zelfstandige in gouvernementele organisatie, staat de eerbieding van
mensenrechten voor op. Samenwerking tussen de staten.
- Europese Unie
o Samenwerkingsverband dat boven de staten staat. Doel is het bevorderen
van vrede, waarden en het welzijn van haar volkeren.
Leerdoel 4. De student kan op hoofdlijnen uitleggen wat de
belangrijkste internationaalrechtelijke instanties zijn (Internationaal Gerechtshof,
Internationaal Strafhof, Europees Hof voor de Rechten van de Mens en Hof van Jusitie
van de Europese Unie) die juridisch geschillen beslechten.
Internationale gerechten: juridische geschilbeslechting
1. Internationaal gerechtshof
2. Internationaal strafhof
3. Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
4. Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU)
Levert bijdrage aan de ontwikkeling van de EU
Leerdoel 5. De student weet wat de begrippen voorrang en directe
werking betekenen en hoe deze begrippen een rol spelen bij de doorwerking van het
EU-recht in de Nederlandse rechtsorde.
Twee belangrijke verdragen:
- Het verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)
- Het verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU)
Leerdoelen samengevat
Leerdoel 1. De student weet wat de begrippen internationaal recht, internationale
rechtsorde, internationale rechtssubjecten inhouden;
Internationaal recht: regelt alle betrekkingen tussen staten. Staten maken afspraken op
grond van het internationale recht (verdragen). Alle staten zijn hierbij verbonden aan elkaar.
Internationaal publiekrecht: dit recht reguleert de betrekking tussen staten en
internationale organisaties, waarbij het gaat om gebieden als de mensenrechten, het
verdragsrecht enzovoort.
Internationaal privaatrecht: Richt zich op de geschillen tussen natuurlijke personen en/of
rechtspersonen onderling. Er moet sprake zijn van een privaatrechtelijke situatie tussen twee
of meer landen. Staten maken hier zelf regels over, we krijgen hier meer te maken met
nationaal recht.
Staatssoevereiniteit: de overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het
grondgebied van de staat en is de enige die wet- en regelgeving vormgeeft (vrijwillig worden
overgedragen of onvrijwillig worden beperkt).
Rechtssubjecten: zelfstandige dragers van rechten en plichten, alle factoren die
rechtsbevoegdheid bezitten:
1. Staten
a. Grondgebied of territoir
b. Bevolking
c. Één regering oefent er effectief het hoogste gezag uit
2. Internationale organisaties
a. VN
b. Raad van Europa
c. Europese Unie
3. Natuurlijke personen
4. Volken
5. Internationale ondernemingen
6. De-factoregeringen
7. Bevrijdingsbewegingen
8. Non-gouvernementele organisaties
Leerdoel 2. De student kent de rechtsbronnen van het internationaal recht en weet
wat de begrippen ius cogens en erga omnes betekenen in een concrete casus
Rechtsbronnen:
1. Verdragen
- Algemeen rechtsbeginsel
, 2. Internationaal gewoonterecht
- Rechterlijke beslissingen (jurisprudentie)
- Doctrines
- Eenzijdige handelingen en verklaringen
- Bindende besluiten van internationale organisaties
Ius cogens: regels die van dwingend recht zijn. Het zijn opvattingen waarvan staten zijn
overtuigd dat hiervan niet van afgeweken mag worden.
Erga omnes: normen die een absolute werking hebben, hier mag niet van worden
afgeweken.
Leerdoel 3. De student kent de (belangrijkste) internationale organisaties (Verenigde
Naties, Raad van Europa & EU) en hun rol;
Internationale organisaties:
- Verenigde naties
o Opgericht nadat staten tot het inzicht kwamen dat het bewaken van vrede
en veiligheid in de wereld erg belangrijk was.
- Raad van Europa
o Zelfstandige in gouvernementele organisatie, staat de eerbieding van
mensenrechten voor op. Samenwerking tussen de staten.
- Europese Unie
o Samenwerkingsverband dat boven de staten staat. Doel is het bevorderen
van vrede, waarden en het welzijn van haar volkeren.
Leerdoel 4. De student kan op hoofdlijnen uitleggen wat de
belangrijkste internationaalrechtelijke instanties zijn (Internationaal Gerechtshof,
Internationaal Strafhof, Europees Hof voor de Rechten van de Mens en Hof van Jusitie
van de Europese Unie) die juridisch geschillen beslechten.
Internationale gerechten: juridische geschilbeslechting
1. Internationaal gerechtshof
2. Internationaal strafhof
3. Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
4. Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU)
Levert bijdrage aan de ontwikkeling van de EU
Leerdoel 5. De student weet wat de begrippen voorrang en directe
werking betekenen en hoe deze begrippen een rol spelen bij de doorwerking van het
EU-recht in de Nederlandse rechtsorde.
Twee belangrijke verdragen:
- Het verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)
- Het verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU)