Samenvatting media en maatschappij
HOOFDSTUK 13: COMMUNICATIEONDERZOEK IN DE 21STE EEUW.
13.1 Fundamenteel en toegepast communicatieonderzoek
Metavragen gaan over het verwoorden van je veronderstellingen en invalshoeken. Om
onderzoek te kunnen verrichten moet je vragen kunnen formuleren als hypothesen.
Bij communicatieonderzoek zijn er altijd meerdere lagen van analyse-eenheden in het
geding. Wil je massacommunicatie bekijken als proces, dan zal je met al die analyse-
eenheden en hun verschillende kenmerken rekening moeten houden. Veel
communicatieonderzoek is multidisciplinair gericht.
13.2 Soorten communicatieonderzoek
Descriptief of beschrijvend onderzoek: een concreet verschijnsel in de media wordt zo goed
mogelijk beschreven.
Je doet exploratief onderzoek als je nadenkt over de wijze waarop je gegevens moet
verzamelen; je ontwikkelt een theoretisch concept over je onderzoeksproject (exploreren
betekent verkennen).
Toetsingsonderzoek: dit soort onderzoek doe je als je een duidelijke verklaring voor een
bepaald gedrag wilt geven. Je kiest eerst een theoretisch model, dat voor je doel van pas lijkt
te komen. Je leidt uit die theorie een aantal hypothesen af en probeert die aan het
verzamelde materiaal te toetsen. In je feitelijk onderzoek toets je dan, of die
veronderstelling door empirische gegevens onderbouwd kan worden.
Bij dit soort onderzoek verifieer of falsifieer je enkele precies omschreven
theoretische hypothesen:
Verifiëren: kijken of de waarneming klopt.
Falsifiëren: kijken of je een bevinding kunt ontkrachten.
Fundamenteel onderzoek: je kan de algemene kennis van de werkelijkheid vergroten. Je
stelt theoretische hypothesen op, die je vervolgens probeert te bevestigen of onderuit te
halen. In het laatste gevel ontkracht je de bestaande theorie en probeer je iets nieuws en
beters te bedenken. Die nieuwe theorie is dan weer aanleiding tot nieuw onderzoek. Je wilt
‘weten om te weten’.
Praktijkgericht onderzoek (toegepast onderzoek): je wilt een praktisch probleem oplossen.
Met de uitkomsten van je praktijkgericht onderzoek kun je de opdrachtgever een goede
oplossing aanreiken. Je wilt ‘weten om te doen’ en werkt altijd met een echte
opdrachtgever.
Veel onderzoeksmethoden die bij praktijkgericht mediaonderzoek gebruikt worden,
hebben hun wortels in fundamenteel communicatieonderzoek.
Bij een toegepast communicatieonderzoek neem je een theorie als uitgangspunt om het
probleem uit de beroepspraktijk te omschrijven. Bij fundamenteel onderzoek staat de
1
HOOFDSTUK 13: COMMUNICATIEONDERZOEK IN DE 21STE EEUW.
13.1 Fundamenteel en toegepast communicatieonderzoek
Metavragen gaan over het verwoorden van je veronderstellingen en invalshoeken. Om
onderzoek te kunnen verrichten moet je vragen kunnen formuleren als hypothesen.
Bij communicatieonderzoek zijn er altijd meerdere lagen van analyse-eenheden in het
geding. Wil je massacommunicatie bekijken als proces, dan zal je met al die analyse-
eenheden en hun verschillende kenmerken rekening moeten houden. Veel
communicatieonderzoek is multidisciplinair gericht.
13.2 Soorten communicatieonderzoek
Descriptief of beschrijvend onderzoek: een concreet verschijnsel in de media wordt zo goed
mogelijk beschreven.
Je doet exploratief onderzoek als je nadenkt over de wijze waarop je gegevens moet
verzamelen; je ontwikkelt een theoretisch concept over je onderzoeksproject (exploreren
betekent verkennen).
Toetsingsonderzoek: dit soort onderzoek doe je als je een duidelijke verklaring voor een
bepaald gedrag wilt geven. Je kiest eerst een theoretisch model, dat voor je doel van pas lijkt
te komen. Je leidt uit die theorie een aantal hypothesen af en probeert die aan het
verzamelde materiaal te toetsen. In je feitelijk onderzoek toets je dan, of die
veronderstelling door empirische gegevens onderbouwd kan worden.
Bij dit soort onderzoek verifieer of falsifieer je enkele precies omschreven
theoretische hypothesen:
Verifiëren: kijken of de waarneming klopt.
Falsifiëren: kijken of je een bevinding kunt ontkrachten.
Fundamenteel onderzoek: je kan de algemene kennis van de werkelijkheid vergroten. Je
stelt theoretische hypothesen op, die je vervolgens probeert te bevestigen of onderuit te
halen. In het laatste gevel ontkracht je de bestaande theorie en probeer je iets nieuws en
beters te bedenken. Die nieuwe theorie is dan weer aanleiding tot nieuw onderzoek. Je wilt
‘weten om te weten’.
Praktijkgericht onderzoek (toegepast onderzoek): je wilt een praktisch probleem oplossen.
Met de uitkomsten van je praktijkgericht onderzoek kun je de opdrachtgever een goede
oplossing aanreiken. Je wilt ‘weten om te doen’ en werkt altijd met een echte
opdrachtgever.
Veel onderzoeksmethoden die bij praktijkgericht mediaonderzoek gebruikt worden,
hebben hun wortels in fundamenteel communicatieonderzoek.
Bij een toegepast communicatieonderzoek neem je een theorie als uitgangspunt om het
probleem uit de beroepspraktijk te omschrijven. Bij fundamenteel onderzoek staat de
1