Benoem de belangrijkste worpen van korfbal.
Strafworp (onderhands), doorloopbal (onderhands), afstandsschot (bovenhands; door
de knieën, uitstrekken, nawijzen).
Wat zijn de bewegingsproblemen van korfbal?
Een slechte handhouding op de bal, ellebogen te ver naar buiten, schredestand van de
voeten, geen gelijktijdige/volledige strekking van de armen, bal wordt te ver voor het
lichaam losgelaten.
Hoe bied je korfbal aan? 3 tegen 3, 4 tegen 4, 2 vakken of eigen inzicht?
3 tegen 3 is het meest ideaal (maximaal 4 tegen 4).
Wat is de opbouw van tikspelen? Noem voorbeelden.
Opbouw tikspelen:
1. Voorbereidende/rondlooptikspelen (kring, 1 tikker, 1 loper, zakdoekje leggen).
2. Basis/weglooptikspelen (lopers rennen in 1 richting weg, vos kom uit je hol).
3. Overlooptikspelen (de lopers moeten langs de tikker, 1 richting, Chinese muur).
4. Vrije/kriskras tikspelen (in alle richtingen, constante dreiging van tikkers).
Waar moet een inleiding aan voldoen?
- Iedereen kan meedoen.
- Makkelijk te organiseren.
- Van makkelijk naar moeilijk.
- Van onbelast naar belaste uitvoering.
- Van veel pauze naar weinig.
- Aansluiting op volgende lesgedeelte.
- De groep moet in de sfeer van de les komen.
- Indeling van groepjes en materiaal met het oog op het volgende lesgedeelte.
Hoe groepeer je en waarom? Voor- en nadelen kennen.
Willekeurige groepjes (afnummeren, op geboortedatum, kleur T-shirt, etc.) Nadeel:
teleurstelling / niet in staat om samen te werken.
Lengtegroepen bij zwaaiactiviteiten/lummelspelen. Nadeel: niet prettig voor
langste/kleinste.
Jongens/meisjes groepen.
Vriendengroepen maar niet helemaal zelf laten kiezen!
Tafelgroepen. (Voordeel: snel. Nadeel: weer met dezelfde kinderen samenwerken)
Niveaugroepen bij spellessen! Of inzetten van een kameleon/joker.
Welke vormen van intensivering van de les zijn er? Wat is het verschil?
Toestellenbaan, hindernisbaan, bewegingsbaan, circuit.
Bij een toestellenbaan gaat het om de uitvoering, bij de hindernisbaan gaat het om
snelheid (wel eerst rustig verkennen!), bij de bewegingsbaan gaat het om het herhalen
van de methodiek van een bepaald thema, bij het circuit wordt er gewerkt met stations.
Waar staat DOM voor bij het hulpverlenen?
Dichtbij, onderkomen, meebewegen.