Hoofdstuk 10: Taalbeschouwing
Taalsysteem:
1. Fonologisch niveau
2. Morfologisch niveau
3. Syntactisch niveau
4. Semantisch niveau
5. Pragmatisch niveau
6. Orthografisch niveau
4 morfologische principes:
A. Samenstelling
B. Afleiding
C. Verbuiging
D. Vervoeging
Indeling woordsoorten:
A. De vorm van een woord
B. De betekenis van een woord
C. De combinatie modelijkheden met andere woorden
Actieve zin: in een actieve zin valt de handelende persoon, degene die de actie ondergaat, altijd
samen met het onderwerp.
Passieve zin: in een passieve zin wordt de handelende persoon niet genoemd in het onderwerp, maar
in een bepaling die met ‘door’ begint.
Directe rede en indirecte rede kennen.
Verschillende betekenisrelaties tussen woorden:
1. Antoniemen
2. Synoniemen
3. Hyponiemen
4. Context
Homofonen: woorden die hetzelfde klinken
Homografen: woorden met dezelfde spelling
Metalinguïstisch bewustzijn: het vermogen om over de vorm en het gebruik van taal na te
denken.
Taalbeschouwinsstrategiën:
- Analyseren
- Relateren
- Vergelijken
- Classificeren
- Generaliseren
- Herordenen
Taalsysteem:
1. Fonologisch niveau
2. Morfologisch niveau
3. Syntactisch niveau
4. Semantisch niveau
5. Pragmatisch niveau
6. Orthografisch niveau
4 morfologische principes:
A. Samenstelling
B. Afleiding
C. Verbuiging
D. Vervoeging
Indeling woordsoorten:
A. De vorm van een woord
B. De betekenis van een woord
C. De combinatie modelijkheden met andere woorden
Actieve zin: in een actieve zin valt de handelende persoon, degene die de actie ondergaat, altijd
samen met het onderwerp.
Passieve zin: in een passieve zin wordt de handelende persoon niet genoemd in het onderwerp, maar
in een bepaling die met ‘door’ begint.
Directe rede en indirecte rede kennen.
Verschillende betekenisrelaties tussen woorden:
1. Antoniemen
2. Synoniemen
3. Hyponiemen
4. Context
Homofonen: woorden die hetzelfde klinken
Homografen: woorden met dezelfde spelling
Metalinguïstisch bewustzijn: het vermogen om over de vorm en het gebruik van taal na te
denken.
Taalbeschouwinsstrategiën:
- Analyseren
- Relateren
- Vergelijken
- Classificeren
- Generaliseren
- Herordenen