Evolutie: de ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen of
verdwijnen
- variatie in eigenschappen noodzakelijk (geno- en fenotypen)
- leven is ontstaan uit abiotische stoffen (abiogenese)
- individuen veranderen niet → nakomelingen, na veel jaar kans op nieuwe
soort
- co-evolutie: organismen passen zich voortdurend aan elkaar aan
drijfveren
● variatie in populatie
○ dominante, recessieve en intermediaire delen
○ mutaties
● selectie
○ Natuurlijke selectie
■ best aangepasten hebben grotere overlevingskans (survival of the
fittest)
■ gedrag en uiterlijk verhogen fitness
○ Seksuele selectie
■ beter aangepast om vrouw te versieren (female choice)
■ grote kans op voortplanting (fitness)
● reproductie
○ niet weggeselecteerd → grote kans op voortplanting
○ eigenschappen die fitness vergroten blijven in populatie
bewijzen evolutie
● homologie: organen met dezelfde bouw en ontwikkeling maar andere functie
● Analoge organen: organen met dezelfde functie maar andere ontwikkeling
● fossiel reeksen
○ laten ontwikkeling van bepaalde eigenschappen binnen soorten zien
○ hoe jonger, hoe meer ontwikkeling
○ ontstaan doordat organismen in anaërobe omgeving terecht komen
● embryonale ontwikkeling
● rudimentaire organen: organen die hun functie verloren hebben
● samenstelling organismen
● opslag erfelijk materiaal
soort: groep individuen met dezelfde uiterlijke kenmerken die onderling vruchtbare
nakomelingen kunnen krijgen
- hybriden: onvruchtbare nakomelingen
populatie: groep individuen van dezelfde soort
● variatie in geno- en fenotype → normaalverdeling
● selectie op kenmerken → beter en slechter aangepast aan de omgeving
● door selectie verandering in relatieve frequentie allelen
○ sturende selectie: Fenotypes ontwikkelen in een bepaalde richting,
doordat individuen aan een zijde van de normale verdeling
uitgeselecteerd worden → het gemiddelde schuift op.
verdwijnen
- variatie in eigenschappen noodzakelijk (geno- en fenotypen)
- leven is ontstaan uit abiotische stoffen (abiogenese)
- individuen veranderen niet → nakomelingen, na veel jaar kans op nieuwe
soort
- co-evolutie: organismen passen zich voortdurend aan elkaar aan
drijfveren
● variatie in populatie
○ dominante, recessieve en intermediaire delen
○ mutaties
● selectie
○ Natuurlijke selectie
■ best aangepasten hebben grotere overlevingskans (survival of the
fittest)
■ gedrag en uiterlijk verhogen fitness
○ Seksuele selectie
■ beter aangepast om vrouw te versieren (female choice)
■ grote kans op voortplanting (fitness)
● reproductie
○ niet weggeselecteerd → grote kans op voortplanting
○ eigenschappen die fitness vergroten blijven in populatie
bewijzen evolutie
● homologie: organen met dezelfde bouw en ontwikkeling maar andere functie
● Analoge organen: organen met dezelfde functie maar andere ontwikkeling
● fossiel reeksen
○ laten ontwikkeling van bepaalde eigenschappen binnen soorten zien
○ hoe jonger, hoe meer ontwikkeling
○ ontstaan doordat organismen in anaërobe omgeving terecht komen
● embryonale ontwikkeling
● rudimentaire organen: organen die hun functie verloren hebben
● samenstelling organismen
● opslag erfelijk materiaal
soort: groep individuen met dezelfde uiterlijke kenmerken die onderling vruchtbare
nakomelingen kunnen krijgen
- hybriden: onvruchtbare nakomelingen
populatie: groep individuen van dezelfde soort
● variatie in geno- en fenotype → normaalverdeling
● selectie op kenmerken → beter en slechter aangepast aan de omgeving
● door selectie verandering in relatieve frequentie allelen
○ sturende selectie: Fenotypes ontwikkelen in een bepaalde richting,
doordat individuen aan een zijde van de normale verdeling
uitgeselecteerd worden → het gemiddelde schuift op.