Hoofdstuk 17: BBP in een open economie met overheid
1. Overheidsuitgaven
Onderscheid: overheidsconsumptie G&D overheidsoverdrachten
aankoop G&D (direct invloed op V) Uitkeringen, subsidies,… (indirect invloed op V)
! Overheidsoverdrachten verhogen het beschikbare inkomen.
2. Belastingsinkomsten
verminderen het beschikbaar inkomen
Netto-belastingen= T= belastingsinkomsten – overdrachten
3. Het begrotingssaldo
= overheidsinkomsten – overheidsuitgaven
= netto-belastingen – overheidsconsumptie
Inkomsten > uitgaven begrotingsoverschot
Inkomsten < uitgaven begrotingstekort
Als begrotingstekort-of overschot= 0 evenwichtige begroting
Opm: in boek maakt men in zowel het geval van een tekort als overschot gebruik van
term ‘begrotingsoverschot’ deze kan dus ook negatief zijn!
4. Belasting- en vraagfuncties
Voor gegeven belastingtarieven, stijgt het begrotingsoverschot als het BBP stijgt en
daalt als het BBP daalt.
5. De netto-export functie
Export= afhankelijk van invloeden in het buitenland.
Import=afhankelijk van beslissingen m.b.t. uitgaven van binnenlandse inwoners.
Gevraagde netto-export negatieve relatie met BBP doordat er een positieve
relatie is tussen gevraagde import en BBP en de assumptie dat de export exogeen
is.
Deze negatieve relatie tussen netto-export en BBP wordt de netto-export functie
genoemd.
6. Verschuivingen i/d netto-export functie
Netto-export= (X – IM) = NX
1. Overheidsuitgaven
Onderscheid: overheidsconsumptie G&D overheidsoverdrachten
aankoop G&D (direct invloed op V) Uitkeringen, subsidies,… (indirect invloed op V)
! Overheidsoverdrachten verhogen het beschikbare inkomen.
2. Belastingsinkomsten
verminderen het beschikbaar inkomen
Netto-belastingen= T= belastingsinkomsten – overdrachten
3. Het begrotingssaldo
= overheidsinkomsten – overheidsuitgaven
= netto-belastingen – overheidsconsumptie
Inkomsten > uitgaven begrotingsoverschot
Inkomsten < uitgaven begrotingstekort
Als begrotingstekort-of overschot= 0 evenwichtige begroting
Opm: in boek maakt men in zowel het geval van een tekort als overschot gebruik van
term ‘begrotingsoverschot’ deze kan dus ook negatief zijn!
4. Belasting- en vraagfuncties
Voor gegeven belastingtarieven, stijgt het begrotingsoverschot als het BBP stijgt en
daalt als het BBP daalt.
5. De netto-export functie
Export= afhankelijk van invloeden in het buitenland.
Import=afhankelijk van beslissingen m.b.t. uitgaven van binnenlandse inwoners.
Gevraagde netto-export negatieve relatie met BBP doordat er een positieve
relatie is tussen gevraagde import en BBP en de assumptie dat de export exogeen
is.
Deze negatieve relatie tussen netto-export en BBP wordt de netto-export functie
genoemd.
6. Verschuivingen i/d netto-export functie
Netto-export= (X – IM) = NX