Probleem 6: Book smart of street smart?
Personlaity Psychology van Larsen: Hoofdstuk 12, bladzijde 411-414
Beyond g: Putting multiple intelligences theory tot he test van Visser, Ashton en Vernon
Intelligentie en sociale competentie van Tomic & van der Molen: Hoofdstuk 1 + 2 +8
Wat zijn de visies over intelligentie?
Definitie van intelligentie staat niet vast.
Verschillende benaderingen van intelligentie
- Psychometrische benadering
o Differentiele psychologie
o Probeert men de variabelen die verschillen in gedrag tussen mensen veroorzaken, zo
goed mogelijk te beschrijven en te operationaliseren bevredigende verklaringen zijn
mogelijk.
o Hulpmiddelen om dit te bereiken zijn:
▪ Gestandaardiseerde interviews, observaties , vragenlijsten en tests
(intelligentietest)
o Voordelen
▪ Echter zijn vertegenwoordigers van deze benadering er niettemin in geslaagd
op basis van intuïtie, statistische analyses en praktijkervaring bruikbare
intelligentietests te ontwerpen.
▪ Het succes ligt in het toepassen.
▪ Op basis van de verkregen kennis evolueerde de intelligentietest tot een
instrument dat in praktisch opzicht, nauwelijks voor verbetering vatbaar lijkt.
o Nadeel:
▪ Theoretisch niet sterk gefundeerd.
- Cognitief-psychologische benadering
o Minder ruime definitei van het intelligentiebegrip gehanteerd dan in de
psychometrische benadering.
o Geen gebruik gemaakt van de opgaves uit gangbare intelligentietests, omdat bij het
oplossen ervan vaak een beroep wordt gedaan op onbekende en complexe
denkprocessen.
o Door het onderscheiden van verschillende fasen (zoals herkennen van het probleem,
opslaan van een beeld of model van het probleem in het geheugen, keuze van een
oplossingsstrategie) en de ermee corresponderende reactietijden probeert men zicht
te krijgen op mentale processen die een rol spelen bij de oplossing.
o Voordelen:
▪ Van theoretisch belang omdat zij een bijdrage kan leveren aan een beter
begrip van de mechanismen die achter het fenomeen intelligentie
schuilgaan.
o Nadelen:
▪ Inhoudelijke leverde het weinig op.
▪ Gebuikte opgaven sluiten niet aan bij het gangbare inelligentiebegrip.
▪ Gebrek aanrepresentativiteit van steekproven.
- Neurologische benadering
o Gegevens over bloedtoevoer naar en zuurstofverbruik van bepaalde
hersengedeelten, de vorm van elektro-encefalogrammen, snelheid van
prikkelgeleiding enzovoorts, centraal.
o Voordeel:
o Biologisch verrijkt.
, o Nadelen:
▪ Lijkt in psychologisch opzicht weinig belangwekkends op te leveren; de
opgedane kennis heeft vooral de biologie verrijkt.
▪ Het aantal onderzoekers binnen deze benadering is gering.
- Beschrijvende benadering
o Proberen door analyse van gedragsobservaties, interviews, biografische gegevens en
uitkomsten van onderzoek met intelligentietests de verschillende manifestaties van
intelligentie met elkaar in verband te brengen en tot theorievorming te komen.
o Voordeel:
▪ Belang is evident, omdat zij de noodzakelijke theoretische fundering voor
empirische onderzoek binnen de rie overige benaderingen kan bieden.
o Nadeel:
▪ Weinig beoefenaars.
Psychometrische benadering
Galton en Cattell
- Correlatie met criteria voor intelligentie waren laag.
- Verschillen in intelligentie zijn grotendeels erfelijk.
- Hij was het startpunt van psychometrische benadering, want hij zocht een onderscheid tussen
laag en hoogbegaafd.
- Maakte gebruik van lichamelijke experimenten.
- Hij verklaarde de verschillen in intelligentie door middel van zintuigelijke waarnemingen.
Binet (1900)
- Eerste geëxperimenteerd met opgaves die direct aansloot bij het alledaagse intelligentiebegrip.
- Doel was een instrument ontwikkelen om zwakbegaafdheid te diagnosticeren in het
basisonderwijs.
- Nam sensorische en perceptuele subtests af, maar ze waren meestal verbaal van aard.
- Intelligentietest: Stanford-binet is voor kinderen.
- Zijn intelligentietest wordt nu nog steeds gebruikt, maar dan wel met wijzingen erin.
- Intelligentie hangt samen met leeftijd: mentale leeftijd / echte leeftijd x 100
-
Charles Spearman (1904): Groot-Brittannië
Definitie intelligentie: Het afleiden van verbanden en wisselbegrippen.
- Algemene factor gelijk te stellen aan intelligentie (general intelligence: g)
o Aangeboren eigenschap
o Alle subtesten hebben een hoge correlatie.
- Daarnaast werd de specifieke factor gemeten (specific: s). Dat zijn de subtests.
- De s kon je indelen in groepen, de groepsfactoren.
- Hiërarchische theorie: de mate waarin een subtest een groepsfactor of een specifiek soort
intelligentie meet, is ondergeschikt aan de mate waarin deze algemene intelligentie meet
Bovenaan de g, daaronder de groepsfactor, daaronder de s (Bv. Groepsfactor is verbale
intelligentie en de s is woordenschat).
- Positive manifold: de specifieke vermogens hangen in meerdere of mindere mate met elkaar
samen. Dit wil zeggen dat de scores op verschillende sutests in verschillende mate positief met
elkaar correleren (kenmerk intelligentietest)
Personlaity Psychology van Larsen: Hoofdstuk 12, bladzijde 411-414
Beyond g: Putting multiple intelligences theory tot he test van Visser, Ashton en Vernon
Intelligentie en sociale competentie van Tomic & van der Molen: Hoofdstuk 1 + 2 +8
Wat zijn de visies over intelligentie?
Definitie van intelligentie staat niet vast.
Verschillende benaderingen van intelligentie
- Psychometrische benadering
o Differentiele psychologie
o Probeert men de variabelen die verschillen in gedrag tussen mensen veroorzaken, zo
goed mogelijk te beschrijven en te operationaliseren bevredigende verklaringen zijn
mogelijk.
o Hulpmiddelen om dit te bereiken zijn:
▪ Gestandaardiseerde interviews, observaties , vragenlijsten en tests
(intelligentietest)
o Voordelen
▪ Echter zijn vertegenwoordigers van deze benadering er niettemin in geslaagd
op basis van intuïtie, statistische analyses en praktijkervaring bruikbare
intelligentietests te ontwerpen.
▪ Het succes ligt in het toepassen.
▪ Op basis van de verkregen kennis evolueerde de intelligentietest tot een
instrument dat in praktisch opzicht, nauwelijks voor verbetering vatbaar lijkt.
o Nadeel:
▪ Theoretisch niet sterk gefundeerd.
- Cognitief-psychologische benadering
o Minder ruime definitei van het intelligentiebegrip gehanteerd dan in de
psychometrische benadering.
o Geen gebruik gemaakt van de opgaves uit gangbare intelligentietests, omdat bij het
oplossen ervan vaak een beroep wordt gedaan op onbekende en complexe
denkprocessen.
o Door het onderscheiden van verschillende fasen (zoals herkennen van het probleem,
opslaan van een beeld of model van het probleem in het geheugen, keuze van een
oplossingsstrategie) en de ermee corresponderende reactietijden probeert men zicht
te krijgen op mentale processen die een rol spelen bij de oplossing.
o Voordelen:
▪ Van theoretisch belang omdat zij een bijdrage kan leveren aan een beter
begrip van de mechanismen die achter het fenomeen intelligentie
schuilgaan.
o Nadelen:
▪ Inhoudelijke leverde het weinig op.
▪ Gebuikte opgaven sluiten niet aan bij het gangbare inelligentiebegrip.
▪ Gebrek aanrepresentativiteit van steekproven.
- Neurologische benadering
o Gegevens over bloedtoevoer naar en zuurstofverbruik van bepaalde
hersengedeelten, de vorm van elektro-encefalogrammen, snelheid van
prikkelgeleiding enzovoorts, centraal.
o Voordeel:
o Biologisch verrijkt.
, o Nadelen:
▪ Lijkt in psychologisch opzicht weinig belangwekkends op te leveren; de
opgedane kennis heeft vooral de biologie verrijkt.
▪ Het aantal onderzoekers binnen deze benadering is gering.
- Beschrijvende benadering
o Proberen door analyse van gedragsobservaties, interviews, biografische gegevens en
uitkomsten van onderzoek met intelligentietests de verschillende manifestaties van
intelligentie met elkaar in verband te brengen en tot theorievorming te komen.
o Voordeel:
▪ Belang is evident, omdat zij de noodzakelijke theoretische fundering voor
empirische onderzoek binnen de rie overige benaderingen kan bieden.
o Nadeel:
▪ Weinig beoefenaars.
Psychometrische benadering
Galton en Cattell
- Correlatie met criteria voor intelligentie waren laag.
- Verschillen in intelligentie zijn grotendeels erfelijk.
- Hij was het startpunt van psychometrische benadering, want hij zocht een onderscheid tussen
laag en hoogbegaafd.
- Maakte gebruik van lichamelijke experimenten.
- Hij verklaarde de verschillen in intelligentie door middel van zintuigelijke waarnemingen.
Binet (1900)
- Eerste geëxperimenteerd met opgaves die direct aansloot bij het alledaagse intelligentiebegrip.
- Doel was een instrument ontwikkelen om zwakbegaafdheid te diagnosticeren in het
basisonderwijs.
- Nam sensorische en perceptuele subtests af, maar ze waren meestal verbaal van aard.
- Intelligentietest: Stanford-binet is voor kinderen.
- Zijn intelligentietest wordt nu nog steeds gebruikt, maar dan wel met wijzingen erin.
- Intelligentie hangt samen met leeftijd: mentale leeftijd / echte leeftijd x 100
-
Charles Spearman (1904): Groot-Brittannië
Definitie intelligentie: Het afleiden van verbanden en wisselbegrippen.
- Algemene factor gelijk te stellen aan intelligentie (general intelligence: g)
o Aangeboren eigenschap
o Alle subtesten hebben een hoge correlatie.
- Daarnaast werd de specifieke factor gemeten (specific: s). Dat zijn de subtests.
- De s kon je indelen in groepen, de groepsfactoren.
- Hiërarchische theorie: de mate waarin een subtest een groepsfactor of een specifiek soort
intelligentie meet, is ondergeschikt aan de mate waarin deze algemene intelligentie meet
Bovenaan de g, daaronder de groepsfactor, daaronder de s (Bv. Groepsfactor is verbale
intelligentie en de s is woordenschat).
- Positive manifold: de specifieke vermogens hangen in meerdere of mindere mate met elkaar
samen. Dit wil zeggen dat de scores op verschillende sutests in verschillende mate positief met
elkaar correleren (kenmerk intelligentietest)
