Hoofdstuk 1: Wat is een interview?
1.1. Waarom doe je een interview?
- Om een vraag te beantwoorden. Als interviewer moet je geïnteresseerd zijn in de persoon die je
vragen stelt. Voor de geïnterviewde is dat een motivatie om goed aan het gesprek mee te werken.
- Interview wordt ook wel vraaggesprek genoemd.
- Centrale interviewvraag: de vraag die centraal staat en die je beantwoord wil hebben. Hiervoor heb je
informatie nodig van de persoon die je interviewt, achter deze info kom je door vragen te stellen. Het
beantwoorden van deze vraag is vaak ook in belang van de geïnterviewde.
- Ook moet je goed nadenken over het doel van je interview. Waarom wil je dit van de geïnterviewde
weten? En wat wil je daarmee bereiken?
1.2. Gestructureerd of ongestructureerd interview?
- Gestructureerd interview: je weet precies welke vragen je gaat stellen en in welke volgorde. Vaak
liggen ook de antwoord categorieën al vast (bijv. mondelinge enquête). Als interviewer moet je je
aan deze vragenlijst houden. Als je van 1 persoon informatie wil, is het niet handig een enquête te
maken.
- Ongestructureerd interview: de interviewer weet niet precies wat voor antwoorden hij kan
verwachtten, er is sprake van een open centrale interviewvraag. Ook is er soms sprake van een
gesloten centrale interviewvraag, omdat de interviewer precies weet waar hij antwoord op wil. Het
antwoord wordt niet in open vragen gegeven, maar meer in cijfers of voorbedachte antwoorden.
- Open interview: verzamelnaam voor alle niet-gestructureerde interviews. Wordt gekenmerkt door
flexibiliteit, het snel verkrijgen van veel informatie en het doorvragen.
Hierbij kun je ook starten met een beginvraag en een aantal topics om de richtlijnen te formuleren.
Het is geen gesprek, omdat er maar van 1 kant informatie komt.
TIP:
Geef nooit je eigen mening tijdens een interview. Dit kan de geïnterviewde beïnvloeden.
Als je wel je mening wil geven, doe dit dan op het eind.
- Als interviewer moet je:
Goed luisteren.
De geïnterviewde op zijn gemak stellen, zodat deze zich op zijn gemak voelt en alles vertelt
wat hij of zij wil vertellen.
Een gesprek kunnen (onder)houden.
Interesse tonen in de te interviewen persoon.
In staat zijn goede vragen te stellen.
1.3. Welke soorten ongestructureerde interviews zijn er?
- De keuze voor de gestructureerdheid hangt sterk af van de voorkennis die je hebt.
Iemand met meer kennis en voorkennis van het onderwerp, gebruikt een andere
interviewvorm, dan iemand die weinig kennis heeft van het onderwerp.
, Vrije-attitude-interview Halfgestructureerd interview Gestructureerd interview
Vorm Onderwerpen + volgorde Checklist met onderwerpen + Vaste vragen en volgorde,
vrij. volgorde vrij. doorvragen is wel vrij.
Voordeel -Flexibel -De volgorde van de te bespreken -Alle thema’s komen aan
-Makkelijk inspelen op thema’s is aan te passen. bod.
onverwachte wendingen. -Alle relevante thema’s worden -Invloed van de interviewer is
-Taal aanpassen aan taal besproken. veel minder.
van de geïnterviewde. -Taal ligt niet vast. -Minder eisen aan de
kwaliteiten van de
interviewer.
Nadeel -Gevaar van afdwalen, -Vraagformulering wordt mede -Vraagformulering ligt vast,
waardoor belangrijke bepaald door de kwaliteiten van de hierdoor kun je je taal niet
thema’s niet aan bod interviewer. aanpassen aan de
komen. -Er kan minder goed ingespeeld geïnterviewde.
-Vraagt veel kwaliteiten worden op onverwachte -Niet flexibel, moeilijk
van de interviewer. wendingen, door de vaste topics. inspelen op onverwachte
gebeurtenissen.
Wanneer -Met weinig voorkennis. -Met enige voorkennis/informatie. -Met veel voorkennis, je weet
-Openstaan voor nieuwe -Het idee hebben dat er wel meer precies wat je wil weten.
informatie. speelt/achter zit.
1.3.1. Het vrije-attitude-interview.
- De vragen en de antwoord mogelijkheden liggen niet vast.
- Door openvragen, door te vragen en niet te snel op te geven, zorg je dat de geïnterviewde goede,
bruikbare informatie geeft. Deze informatie moet:
Relevant zijn voor de centrale interviewvraag (bijv. over de mogelijke oorzaken van de
problemen).
Geldig zijn (dat er eerlijk verteld wordt wat er aan de hand is en dat er geen ontwijkende of
sociaal gewenste antwoorden worden gegeven).
Duidelijk zijn (volledige zinnen en geen korte slappe antwoorden).
Volledig zijn (dat er geen dingen verzwegen worden, maar over de hele situatie gepraat
wordt, het grote plaatje).
- Diepte-interview: het nauwkeurig uitdiepen van bepaalde onderwerpen, is vaak langdurig. Er wordt
ook gepraat over persoonlijke en emotionele dingen. Kenmerkend is dat je vaak niet weet welke
vragen en antwoorden de revue zullen passeren. De interviewer baseert zijn vragen vaak weer op de
antwoorden van de geïnterviewde.
TIP:
Houd als interviewer altijd de centrale hoofdvraag in de gaten. Als het gesprek afdwaalt moet je als
interviewer het gesprek weer terugbrengen naar het centrale thema.
1.3.2. Het halfgestructureerde interview.
- De vragen liggen niet vast, maar de onderwerpen echter wel.
- Het verschil met het vrije-attitude-interview is dat er nu in plaats van 1, meerdere beginvragen zijn.
Bij elk onderwerp is een beginvraag geformuleerd, vaak staan er ook nog wat trefwoorden en
‘door’-vragen. Deze zijn er vooral voor als deze niet in de loop van de tijd besproken worden.
- Vaak staan de onderwerpen in een logische volgorde. Chronologisch (verleden, heden, toekomst),
soms wordt er ook wel begonnen met het verleden.
1.3.3. Het gestructureerde interview.
1.1. Waarom doe je een interview?
- Om een vraag te beantwoorden. Als interviewer moet je geïnteresseerd zijn in de persoon die je
vragen stelt. Voor de geïnterviewde is dat een motivatie om goed aan het gesprek mee te werken.
- Interview wordt ook wel vraaggesprek genoemd.
- Centrale interviewvraag: de vraag die centraal staat en die je beantwoord wil hebben. Hiervoor heb je
informatie nodig van de persoon die je interviewt, achter deze info kom je door vragen te stellen. Het
beantwoorden van deze vraag is vaak ook in belang van de geïnterviewde.
- Ook moet je goed nadenken over het doel van je interview. Waarom wil je dit van de geïnterviewde
weten? En wat wil je daarmee bereiken?
1.2. Gestructureerd of ongestructureerd interview?
- Gestructureerd interview: je weet precies welke vragen je gaat stellen en in welke volgorde. Vaak
liggen ook de antwoord categorieën al vast (bijv. mondelinge enquête). Als interviewer moet je je
aan deze vragenlijst houden. Als je van 1 persoon informatie wil, is het niet handig een enquête te
maken.
- Ongestructureerd interview: de interviewer weet niet precies wat voor antwoorden hij kan
verwachtten, er is sprake van een open centrale interviewvraag. Ook is er soms sprake van een
gesloten centrale interviewvraag, omdat de interviewer precies weet waar hij antwoord op wil. Het
antwoord wordt niet in open vragen gegeven, maar meer in cijfers of voorbedachte antwoorden.
- Open interview: verzamelnaam voor alle niet-gestructureerde interviews. Wordt gekenmerkt door
flexibiliteit, het snel verkrijgen van veel informatie en het doorvragen.
Hierbij kun je ook starten met een beginvraag en een aantal topics om de richtlijnen te formuleren.
Het is geen gesprek, omdat er maar van 1 kant informatie komt.
TIP:
Geef nooit je eigen mening tijdens een interview. Dit kan de geïnterviewde beïnvloeden.
Als je wel je mening wil geven, doe dit dan op het eind.
- Als interviewer moet je:
Goed luisteren.
De geïnterviewde op zijn gemak stellen, zodat deze zich op zijn gemak voelt en alles vertelt
wat hij of zij wil vertellen.
Een gesprek kunnen (onder)houden.
Interesse tonen in de te interviewen persoon.
In staat zijn goede vragen te stellen.
1.3. Welke soorten ongestructureerde interviews zijn er?
- De keuze voor de gestructureerdheid hangt sterk af van de voorkennis die je hebt.
Iemand met meer kennis en voorkennis van het onderwerp, gebruikt een andere
interviewvorm, dan iemand die weinig kennis heeft van het onderwerp.
, Vrije-attitude-interview Halfgestructureerd interview Gestructureerd interview
Vorm Onderwerpen + volgorde Checklist met onderwerpen + Vaste vragen en volgorde,
vrij. volgorde vrij. doorvragen is wel vrij.
Voordeel -Flexibel -De volgorde van de te bespreken -Alle thema’s komen aan
-Makkelijk inspelen op thema’s is aan te passen. bod.
onverwachte wendingen. -Alle relevante thema’s worden -Invloed van de interviewer is
-Taal aanpassen aan taal besproken. veel minder.
van de geïnterviewde. -Taal ligt niet vast. -Minder eisen aan de
kwaliteiten van de
interviewer.
Nadeel -Gevaar van afdwalen, -Vraagformulering wordt mede -Vraagformulering ligt vast,
waardoor belangrijke bepaald door de kwaliteiten van de hierdoor kun je je taal niet
thema’s niet aan bod interviewer. aanpassen aan de
komen. -Er kan minder goed ingespeeld geïnterviewde.
-Vraagt veel kwaliteiten worden op onverwachte -Niet flexibel, moeilijk
van de interviewer. wendingen, door de vaste topics. inspelen op onverwachte
gebeurtenissen.
Wanneer -Met weinig voorkennis. -Met enige voorkennis/informatie. -Met veel voorkennis, je weet
-Openstaan voor nieuwe -Het idee hebben dat er wel meer precies wat je wil weten.
informatie. speelt/achter zit.
1.3.1. Het vrije-attitude-interview.
- De vragen en de antwoord mogelijkheden liggen niet vast.
- Door openvragen, door te vragen en niet te snel op te geven, zorg je dat de geïnterviewde goede,
bruikbare informatie geeft. Deze informatie moet:
Relevant zijn voor de centrale interviewvraag (bijv. over de mogelijke oorzaken van de
problemen).
Geldig zijn (dat er eerlijk verteld wordt wat er aan de hand is en dat er geen ontwijkende of
sociaal gewenste antwoorden worden gegeven).
Duidelijk zijn (volledige zinnen en geen korte slappe antwoorden).
Volledig zijn (dat er geen dingen verzwegen worden, maar over de hele situatie gepraat
wordt, het grote plaatje).
- Diepte-interview: het nauwkeurig uitdiepen van bepaalde onderwerpen, is vaak langdurig. Er wordt
ook gepraat over persoonlijke en emotionele dingen. Kenmerkend is dat je vaak niet weet welke
vragen en antwoorden de revue zullen passeren. De interviewer baseert zijn vragen vaak weer op de
antwoorden van de geïnterviewde.
TIP:
Houd als interviewer altijd de centrale hoofdvraag in de gaten. Als het gesprek afdwaalt moet je als
interviewer het gesprek weer terugbrengen naar het centrale thema.
1.3.2. Het halfgestructureerde interview.
- De vragen liggen niet vast, maar de onderwerpen echter wel.
- Het verschil met het vrije-attitude-interview is dat er nu in plaats van 1, meerdere beginvragen zijn.
Bij elk onderwerp is een beginvraag geformuleerd, vaak staan er ook nog wat trefwoorden en
‘door’-vragen. Deze zijn er vooral voor als deze niet in de loop van de tijd besproken worden.
- Vaak staan de onderwerpen in een logische volgorde. Chronologisch (verleden, heden, toekomst),
soms wordt er ook wel begonnen met het verleden.
1.3.3. Het gestructureerde interview.
