De optimale keuze van de consument
DE OPTIMALE GOEDERENCOMBINATIE
De optimale goederencombinatie is de combinatie die voor de consument het grootste nut oplevert,
rekening houdend met de gegeven prijzen en bij volledige besteding van het budget.
De optimale goederencombinatie is het raakpunt van de budgetlijn met een indifferentiecurve. Dit
raakpunt behoort tot een indifferentiecurve die zo ver mogelijk van de oorsprong verwijderd is en de
consument dus een zo groot mogelijk nut oplevert.
GEWONE GOEDEREN
Wanneer de inkomstentoename een verbruikstoename van beide goederen tot gevolg heeft, hebben
we te maken met gewone goederen.
Vb. kleding, schoenen, parfum
INFERIEURE GOEDEREN
Het goed waarvan het verbruik ingevolge een inkomenstoename afneemt, noemen we een inferieur
goed.
Vb. gehakt, huismerken, eau de toilet
NEUTRALE GOEDEREN
Het goed waarvan het verbruik ingevolge een inkomenstoename ongewijzigd blijft, noemen we een
neutraal goed.
Vb. toiletpapier, zout, tandenborstel, brood
COMPLEMENTAIRE GOEDEREN
Goederen die samen een behoefte bevredigen, noemen we een complementair goed. Bij
complementaire goederen zal de consument van beide goederen meer/minder verbruiken als de
prijs van 1 goed daalt/stijgt.
SUBSTITUEERBARE GOEDEREN
Goederen die eenzelfde behoefte bevredigen (ze kunnen elkaar vervangen), noemen we een
substitueerbaar goed. Bij substitueerbare goederen zal de consument met eenzelfde inkomen
meer/minder van een goed kopen als de prijs van het ene goed t.o.v. de prijs van het andere goed
daalt/stijgt.
DE OPTIMALE GOEDERENCOMBINATIE
De optimale goederencombinatie is de combinatie die voor de consument het grootste nut oplevert,
rekening houdend met de gegeven prijzen en bij volledige besteding van het budget.
De optimale goederencombinatie is het raakpunt van de budgetlijn met een indifferentiecurve. Dit
raakpunt behoort tot een indifferentiecurve die zo ver mogelijk van de oorsprong verwijderd is en de
consument dus een zo groot mogelijk nut oplevert.
GEWONE GOEDEREN
Wanneer de inkomstentoename een verbruikstoename van beide goederen tot gevolg heeft, hebben
we te maken met gewone goederen.
Vb. kleding, schoenen, parfum
INFERIEURE GOEDEREN
Het goed waarvan het verbruik ingevolge een inkomenstoename afneemt, noemen we een inferieur
goed.
Vb. gehakt, huismerken, eau de toilet
NEUTRALE GOEDEREN
Het goed waarvan het verbruik ingevolge een inkomenstoename ongewijzigd blijft, noemen we een
neutraal goed.
Vb. toiletpapier, zout, tandenborstel, brood
COMPLEMENTAIRE GOEDEREN
Goederen die samen een behoefte bevredigen, noemen we een complementair goed. Bij
complementaire goederen zal de consument van beide goederen meer/minder verbruiken als de
prijs van 1 goed daalt/stijgt.
SUBSTITUEERBARE GOEDEREN
Goederen die eenzelfde behoefte bevredigen (ze kunnen elkaar vervangen), noemen we een
substitueerbaar goed. Bij substitueerbare goederen zal de consument met eenzelfde inkomen
meer/minder van een goed kopen als de prijs van het ene goed t.o.v. de prijs van het andere goed
daalt/stijgt.