Werkcolleges privaatrecht
Werkgroep 1
15 september 2016
Casus
1.
a) Ja er is sprake van een koopovereenkomst op grond van art. 7:1 BW. De Meubelwinkel
verbind zich namelijk om de set meubels te verkopen en over te dragen. Gijs verbind zich
om geld te geven voor de meubels. Voor een koopovereenkomst moet ook de wil en
verklaring overeenstemmen art. 3:33 BW. De wil en verklaring komen bij de Meubelwinkel
overheen. Zij willen graag de sets verkopen voor de helft van de originele prijs. Gijs wil wel
de sets kopen alleen hij wil er geen twee kopen. De verklaring komt dus niet overeen met
de wil. Echter kan de Meubelwinkel zich beroepen op art. 3:35 BW namelijk op het
gerechtvaardigd vertrouwen. Het is namelijk niet gek dat iemand in de uitverkoop twee
sets koopt.
Art. 6:217 aanbod en aanvaarding. meerzijdige rechtshandeling
Art. 3:33 totstandkoming rechtshandeling. Beter uitwerken.
b) Hij zal zich beroepen op art. 3:34 BW. De voorwaarden zijn:
V1 = iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord Gijs had een
tijdelijke stoornis, namelijk tijdelijk manisch depressief. Hij is hiervoor bij de dokter
geweest en met medicijnen kan de stoornis worden onderdrukt.
V2 = iets verklaard hij heeft verklaard een bank ter waarde van €2.000 te willen kopen.
V3a = indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken
belangen belette n.v.t
V3b = of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Gijs heeft tijdens
de stoornis verklaard dat hij een bank ter waarde van €2.000 wou hebben. En de
rechtshandeling was nadelig voor Gijs.
Wanneer er een geslaagd beroep op art. 3:35 BW kan worden gedaan dan kan de
geestelijk gestoorden zich hierop beroepen en de koopovereenkomst zal dan worden
vernietigd.
Er is een geslaagd beroep op geestelijke stoornis mogelijk.
Voorwaarde twee moet verwerkt worden in 3a en 3b.
Art. 3:35 BW kan bed en bank zich op beroepen. Het kan gerechtvaardigd zijn maar ook
niet.
2. Nee, ten eerste moet een arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:667 BW Schriftelijk
woorden opgezegd. Daarnaast waren de wil en verklaring niet met elkaar gelijk. Uit art. 3:33
BW blijkt dat dit nodig is. Wieke verklaarde iets maar haar wil stemden er niet mee in. De
arbeidsovereenkomst van Wieke is dus niet opgezegd.
Opzegging van een arbeidsovereenkomst is een eenzijdige gerichte rechtshandeling
Art. 3:33 wil en verklaring. De wil stemt niet overeen met de verklaring. Er is geen
rechtvaardig vertrouwen op grond van art. 3:35 BW, omdat de werkgever er niet op mag
vertrouwen dat de verklaring van Wieke rechtvaardig is onder die omstandigheden. De
arbeidsovereenkomst is hier dus nog in stand. Je kunt hier als uitwerking gebruiken de
geestelijke stoornis. HR arrest Westerhof/ Spronsen. De redelijkheid en billijkheid kan het
gerechtvaardigd vertrouwen in de weg staan. Dat betekend dat het onaanvaardbaar is dat
iemand een bepaalde bevoegdheid uitoefent. gewenst antwoord
Vragen
1 De dubbele grondslagleer heeft te maken met het feit dat de wil en vertrouwens. Wils-
/vertrouwensleer in beginsel telt de wil, tenzij sprake is van een opgewekt vertrouwen (art.
3:33 jo. 3:35 BW) (rechtshandeling = wil/ vertrouwen + vertrouwen)
Werkgroep 1
15 september 2016
Casus
1.
a) Ja er is sprake van een koopovereenkomst op grond van art. 7:1 BW. De Meubelwinkel
verbind zich namelijk om de set meubels te verkopen en over te dragen. Gijs verbind zich
om geld te geven voor de meubels. Voor een koopovereenkomst moet ook de wil en
verklaring overeenstemmen art. 3:33 BW. De wil en verklaring komen bij de Meubelwinkel
overheen. Zij willen graag de sets verkopen voor de helft van de originele prijs. Gijs wil wel
de sets kopen alleen hij wil er geen twee kopen. De verklaring komt dus niet overeen met
de wil. Echter kan de Meubelwinkel zich beroepen op art. 3:35 BW namelijk op het
gerechtvaardigd vertrouwen. Het is namelijk niet gek dat iemand in de uitverkoop twee
sets koopt.
Art. 6:217 aanbod en aanvaarding. meerzijdige rechtshandeling
Art. 3:33 totstandkoming rechtshandeling. Beter uitwerken.
b) Hij zal zich beroepen op art. 3:34 BW. De voorwaarden zijn:
V1 = iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord Gijs had een
tijdelijke stoornis, namelijk tijdelijk manisch depressief. Hij is hiervoor bij de dokter
geweest en met medicijnen kan de stoornis worden onderdrukt.
V2 = iets verklaard hij heeft verklaard een bank ter waarde van €2.000 te willen kopen.
V3a = indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken
belangen belette n.v.t
V3b = of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Gijs heeft tijdens
de stoornis verklaard dat hij een bank ter waarde van €2.000 wou hebben. En de
rechtshandeling was nadelig voor Gijs.
Wanneer er een geslaagd beroep op art. 3:35 BW kan worden gedaan dan kan de
geestelijk gestoorden zich hierop beroepen en de koopovereenkomst zal dan worden
vernietigd.
Er is een geslaagd beroep op geestelijke stoornis mogelijk.
Voorwaarde twee moet verwerkt worden in 3a en 3b.
Art. 3:35 BW kan bed en bank zich op beroepen. Het kan gerechtvaardigd zijn maar ook
niet.
2. Nee, ten eerste moet een arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:667 BW Schriftelijk
woorden opgezegd. Daarnaast waren de wil en verklaring niet met elkaar gelijk. Uit art. 3:33
BW blijkt dat dit nodig is. Wieke verklaarde iets maar haar wil stemden er niet mee in. De
arbeidsovereenkomst van Wieke is dus niet opgezegd.
Opzegging van een arbeidsovereenkomst is een eenzijdige gerichte rechtshandeling
Art. 3:33 wil en verklaring. De wil stemt niet overeen met de verklaring. Er is geen
rechtvaardig vertrouwen op grond van art. 3:35 BW, omdat de werkgever er niet op mag
vertrouwen dat de verklaring van Wieke rechtvaardig is onder die omstandigheden. De
arbeidsovereenkomst is hier dus nog in stand. Je kunt hier als uitwerking gebruiken de
geestelijke stoornis. HR arrest Westerhof/ Spronsen. De redelijkheid en billijkheid kan het
gerechtvaardigd vertrouwen in de weg staan. Dat betekend dat het onaanvaardbaar is dat
iemand een bepaalde bevoegdheid uitoefent. gewenst antwoord
Vragen
1 De dubbele grondslagleer heeft te maken met het feit dat de wil en vertrouwens. Wils-
/vertrouwensleer in beginsel telt de wil, tenzij sprake is van een opgewekt vertrouwen (art.
3:33 jo. 3:35 BW) (rechtshandeling = wil/ vertrouwen + vertrouwen)