Leerdoelen
1. De student beschrijft wat de belangrijkste verschillen zijn tussen de theorieën over taalverwerking
volgens:
– Het behaviorisme (B.F. Skinner)
Volgens Skinner hebben kinderen geen eigen taalsysteem, maar imiteren enkel uit de omgeving. Wat het
kind hoort, wordt succesvol geïmiteerd. Als het kind het goed terug doet, wordt het beloond. (operante
conditionering). Dit zorgt ervoor dat het kind zelf niet creatief is, maar een spiegel.
– Nurture : Aangeleerd door de omgeving. Als je er niets in gooit, komt er niets uit.
Volgens Skinner gebeurt leren
door imitatie. Het kind voegt zelf
niks toe, geen creativiteit met
taal, want het leert door imitatie
– De generatieve taalkunde (Noam Chomsky)
Volgens Chomsky heeft een kind wel een aangeboden taalsysteem. Hij zegt; Een kind leert snel dus er moet
iets zijn wat die taal faciliteert. Ook zegt Chomsky dat kinderen creatief zijn.
Een kind wat geboren is moet taal kunnen verwerven, het moet Nederlands gaan spreken en begrijpen. Het
lichaam bevat een 'black box' volgens Chomsky, the innate language faculty.
– Nature: Het komt vanuit het kind zelf.
Universal Grammar: Regels die niet worden geleerd, maar zijn aangeboren.
– Usage Based Theory (Michael
Tomasello)
Denkt dat het taalsysteem van een
kind aangeleerd en aangeboren is:
taalverwerving via cognitieve en
sociale leervermogen van het
kind. Kinderen zijn datawerkers,
hoe vaker iets voorkomt, hoe
sterker dat terugkomt in het
taalsysteem van het kind. Hij
herkent patronen na een tijd.
– Nature en nurture.