Stem
Hoorcollege 1: Het begin van het LMH bij stemcliënten.
Een stemprobleem analyseren:
1. Verzamelen van informatie
2. Beoordelen van informatie
3. Relaties leggen : klinisch redeneren.
Het verzamelen van informatie:
Anamnese → KNO onderzoek → Logopedisch onderzoek.
(1) Anamnese
De kunst van het anamnesegesprek: zo persoonlijk mogelijk maken en het aanpassen op de cliënt.
Stemstoornissen = multifactoriële etiologie (meerdere factoren)
1. Stembelastingsfactoren
2. Lichamelijke factoren, bv een slechte houding
3. Aanleg
4. Factoren vanuit de omgeving
5. Persoonlijkheidsfactoren
6. Psycho-emotionele factoren.
Dysbalans tussen de mogelijkheden en de eisen die aan de stem worden gesteld, ligt ten grondslag aan de
etiologie van stemplooipathalogie.
Na de anamnese:
Inventariseren:
– Laryngoscopie: Hoe ziet het stembeeld eruit?
– Stemkwaliteit: Hoe klinkt de stem?
– Stemfunctie: Wat kan de stem?
– Impact: Wat is de invloed op het dagelijks leven?
(2) Laryngoscopisch onderzoek
Welke mogelijkheden heeft de KNO-arts?
– Laryngoscopie
– Videostroboscopie
– KNO-onderzoek
– Keelspiegel
Wat ziet de KNO-arts?
Glottissluiting (Glottal Closure: GC)
– Complete sluiting
– Anterieure gap
– Posterieure gap
– Zandloper congifuratie (stemplooiknobbels)
– Onregelmatige sluiting
– Longitudinale sluiting
– Bowing (presbyfonie)
Symmetrie (S): de mate van synchroniciteit tijdens fonatie
Regulariteit (R): instabiliteit van het trillingspatroon
Mucosal Golf (Mucosal Wave: WV)
(3) Aanvullend logopedisch onderzoek
Welke mogelijkheden heeft de logopedist?
Logopedisch onderzoek:
→ Perceptueel: Wat neem je waar?
→ Instrumenteel: Wat kun je meten?
, Functioneel stemonderzoek:
Welke informatie verzamel je?
→ De stem tijdens het spontane spreken, stemhygiëne
→ Stembeheersing
→ Maximale vocale prestaties
→ Plasticiteit van de stem : de stimuleerbaarheid van de stem. Beantwoording van de vraag: Wat is de
mogelijkheid voor een logopedist om iemand met een stemprobleem te helpen?
→ Psychosociale leidensdruk: hoe erg is het?
Let op: het uitvoeren van het functioneel stemonderzoek doe je niet voor de medische diagnose.
Maar je meet het wel om:
→ De cliënt voorlichting te geven: 'Ik heb het gemeten en weet wat ik de cliënt kan bieden.'
→ Verbetering eigen handelen
→ Vergelijking met anderen (cliënten/ therapeuten)
→ Verzekering / vergoeding.
1. Perceptuele beoordelingsschaal
GRBAS
5 laryngeale parameters voor het beschrijven van stemkwaliteit (niet voor toonhoogte en/of luidheid):
1. Grade: Mate van afwijkendheid (ernst)
2. Rough: Schorheid
3. Breathy: Wilde lucht/ heesheid
4. Asthenic: Stemzwakte/ krachteloosheid
5. Strain: Gespannenheid, geknepenheid
4-puntenschaal voor de categorische beoordeling:
0: normaal
1: licht
2: matig
3: extreem
2. Fonetografie
– Kwantitatieve aspecten: het maximale bereik van de stem
– Kwalitatieve aspecten: Jitter, Crest
3. Dysphonia Severity Index (DSI)
– Objectieve maat voor stemkwaliteit
– Gebaseerd op meerdere stemparameters:
– Hoogste frequentie (F0 hoog in Hz)
– Laagste intensiteit (I laag in dB)
– Maximale fonatieduur (MPT in sec)
– Jitter (in %) (de enige voor stemkwaliteit)
Dit is samengesteld uit juist die raken die moeilijk zijn met een onvolledige stemplooisluiting of letsel aan de
stemplooien, maar is er niet om:
1) stemplooipathalogie te diagnostificeren
2) Perceptuele evaluatie of laryngoscopie te vervangen.
DSI
– Formule: DSI = 0.13 x MPT + 0.0053 x F0-High – 0.26 x I-Low – 1.18 x Jitter in % + 12.4.
De DSI varieert tussen 5 (een goede stem) en -5 (een slechte stem). Dit kan ook overschreden worden door
hoger dan 5 (excellente stem) of lager dan -5 (extreem slechte stem). Een DSI van 1.6 kan geinterpreteerd
worden als normaal (Mark de Bodt). Hoe negatiever de score, hoe slechter de stemkwaliteit.
De DSI vergeleken met de G van GBRAS
G0 DSI = 5.0
G1 DSI = 1
G2 DSI = -1.4
G3 DSI = -5.0
Hoorcollege 1: Het begin van het LMH bij stemcliënten.
Een stemprobleem analyseren:
1. Verzamelen van informatie
2. Beoordelen van informatie
3. Relaties leggen : klinisch redeneren.
Het verzamelen van informatie:
Anamnese → KNO onderzoek → Logopedisch onderzoek.
(1) Anamnese
De kunst van het anamnesegesprek: zo persoonlijk mogelijk maken en het aanpassen op de cliënt.
Stemstoornissen = multifactoriële etiologie (meerdere factoren)
1. Stembelastingsfactoren
2. Lichamelijke factoren, bv een slechte houding
3. Aanleg
4. Factoren vanuit de omgeving
5. Persoonlijkheidsfactoren
6. Psycho-emotionele factoren.
Dysbalans tussen de mogelijkheden en de eisen die aan de stem worden gesteld, ligt ten grondslag aan de
etiologie van stemplooipathalogie.
Na de anamnese:
Inventariseren:
– Laryngoscopie: Hoe ziet het stembeeld eruit?
– Stemkwaliteit: Hoe klinkt de stem?
– Stemfunctie: Wat kan de stem?
– Impact: Wat is de invloed op het dagelijks leven?
(2) Laryngoscopisch onderzoek
Welke mogelijkheden heeft de KNO-arts?
– Laryngoscopie
– Videostroboscopie
– KNO-onderzoek
– Keelspiegel
Wat ziet de KNO-arts?
Glottissluiting (Glottal Closure: GC)
– Complete sluiting
– Anterieure gap
– Posterieure gap
– Zandloper congifuratie (stemplooiknobbels)
– Onregelmatige sluiting
– Longitudinale sluiting
– Bowing (presbyfonie)
Symmetrie (S): de mate van synchroniciteit tijdens fonatie
Regulariteit (R): instabiliteit van het trillingspatroon
Mucosal Golf (Mucosal Wave: WV)
(3) Aanvullend logopedisch onderzoek
Welke mogelijkheden heeft de logopedist?
Logopedisch onderzoek:
→ Perceptueel: Wat neem je waar?
→ Instrumenteel: Wat kun je meten?
, Functioneel stemonderzoek:
Welke informatie verzamel je?
→ De stem tijdens het spontane spreken, stemhygiëne
→ Stembeheersing
→ Maximale vocale prestaties
→ Plasticiteit van de stem : de stimuleerbaarheid van de stem. Beantwoording van de vraag: Wat is de
mogelijkheid voor een logopedist om iemand met een stemprobleem te helpen?
→ Psychosociale leidensdruk: hoe erg is het?
Let op: het uitvoeren van het functioneel stemonderzoek doe je niet voor de medische diagnose.
Maar je meet het wel om:
→ De cliënt voorlichting te geven: 'Ik heb het gemeten en weet wat ik de cliënt kan bieden.'
→ Verbetering eigen handelen
→ Vergelijking met anderen (cliënten/ therapeuten)
→ Verzekering / vergoeding.
1. Perceptuele beoordelingsschaal
GRBAS
5 laryngeale parameters voor het beschrijven van stemkwaliteit (niet voor toonhoogte en/of luidheid):
1. Grade: Mate van afwijkendheid (ernst)
2. Rough: Schorheid
3. Breathy: Wilde lucht/ heesheid
4. Asthenic: Stemzwakte/ krachteloosheid
5. Strain: Gespannenheid, geknepenheid
4-puntenschaal voor de categorische beoordeling:
0: normaal
1: licht
2: matig
3: extreem
2. Fonetografie
– Kwantitatieve aspecten: het maximale bereik van de stem
– Kwalitatieve aspecten: Jitter, Crest
3. Dysphonia Severity Index (DSI)
– Objectieve maat voor stemkwaliteit
– Gebaseerd op meerdere stemparameters:
– Hoogste frequentie (F0 hoog in Hz)
– Laagste intensiteit (I laag in dB)
– Maximale fonatieduur (MPT in sec)
– Jitter (in %) (de enige voor stemkwaliteit)
Dit is samengesteld uit juist die raken die moeilijk zijn met een onvolledige stemplooisluiting of letsel aan de
stemplooien, maar is er niet om:
1) stemplooipathalogie te diagnostificeren
2) Perceptuele evaluatie of laryngoscopie te vervangen.
DSI
– Formule: DSI = 0.13 x MPT + 0.0053 x F0-High – 0.26 x I-Low – 1.18 x Jitter in % + 12.4.
De DSI varieert tussen 5 (een goede stem) en -5 (een slechte stem). Dit kan ook overschreden worden door
hoger dan 5 (excellente stem) of lager dan -5 (extreem slechte stem). Een DSI van 1.6 kan geinterpreteerd
worden als normaal (Mark de Bodt). Hoe negatiever de score, hoe slechter de stemkwaliteit.
De DSI vergeleken met de G van GBRAS
G0 DSI = 5.0
G1 DSI = 1
G2 DSI = -1.4
G3 DSI = -5.0