Waarnemen = het bewust of onbewust via de zintuigen opvangen van alle prikkels uit je omgeving.
De buitenwereld wordt pas interessant en betekenisvol als je hetgeen je hebt leren kennen
interpreteert en betekenis geeft. Het is een continu leerproces dat levenslang duurt. Waarneming
komt overeen met observatie en interpretatie met gevolgtrekking.
Leren, waaronder gevolg trekken valt, doe je zowel bewust als onbewust. Je gebruikt hierbij je
geheugen. Er zijn 2 soorten geheugen:
1. Het kortetermijngeheugen
2. Langetermijngeheugen bevat informatie en ervaringen die in het verleden zijn opgeslagen. Het
is niet mogelijk de samenhang van dergelijke ervaringen (met geur, zien, horen of proeven) uit je
geheugenschema te wissen.
Sociale categorisatie = Mensen indelen naar sekse, leeftijd en etniciteit.
Bij een 1e indruk vorm je zelf een bepaald stereotype van iemand. Een stereotype is een vaststaand
beeld dat je van iemand uit een specifieke sociale categorie hebt.
Impliciete persoonlijkheidstheorie = Je gebruikt stereotypen om de omstandigheden te verklaren.
Bijv: als je vaak hebt meegemaakt dat een ambtenaar de lokethandelingen traag afhandelt en je
neemt iemand waar die traag is, dan ben je geneigd te denken dat de persoon een ambtenaar zal
zijn.
Halo –effect = de conclusie trekken dat alle eigenschappen van een persoon positief zijn als je één
positieve eigenschap waarneemt.
Een vooroordeel is een oordeel dat op de werkelijkheid gebaseerd lijkt te zijn, maar er niet mee
overeenkomt. Het is een gevoelsmatige reactie die men ervaart met betrekking tot een persoon uit
een bepaalde groep of de groep als geheel, zonder dat men de personen uit deze groep zelf hoeft te
kennen.
Pregnantie = een opvallende afwijking van het verwachte patroon
soorten vragen:
- open
- gesloten
- waarom
- suggestieve
- verdiepende je blijft binnen het referentiekader van het antwoord van de ander en ga je verder
op het onderwerp in. Dit heeft een verdiepend effect.
- verbredende de vragensteller kan het onderwerp ook loslaten en een vraag stellen die buiten
het referentiekader van de gesprekspartner ligt.
- vragen ter verduidelijking (het doorvragen)
Luisteren
Downloading in deze vorm van luisteren hoor je alleen dat wat in je referentiekader past.
Feitelijk luisteren dit is objectief. Je stelt je open en je richt je op hetgeen verschilt van wat je al