Literatuur
Inhoud
De Bruyn - Hoofdstuk 9: Indicatieanalyse ............................................................................................... 2
De Bruyn - Hoofdstuk 10: Advisering ...................................................................................................... 4
Johnson – Hoofdstuk 1 ............................................................................................................................ 7
Tak: pp. 38-43; 114-116; 133-141 ......................................................................................................... 14
Hoofdstuk 4 ADHD Interventies ............................................................................................................ 25
Hoofdstuk 5 ADHD Het pedagogisch klimaat op school en in de behandelgroep ................................ 34
Prins Hoofdstuk 1 .................................................................................................................................. 39
Veerman Hoofdstuk 1 ........................................................................................................................... 48
Veenman Hoofdstuk 2 ........................................................................................................................... 53
Veerman Hoofdstuk 3 ........................................................................................................................... 60
Prins Hoofdstuk 2 .................................................................................................................................. 69
Prins Hoofdstuk 3 .................................................................................................................................. 81
Prins Hoofdstuk 4 .................................................................................................................................. 86
Prins Hoofdstuk 5 .................................................................................................................................. 93
Prins Hoofdstuk 6 .................................................................................................................................. 99
Prins Hoofdstuk 7 ................................................................................................................................ 108
Prins Hoofdstuk 8 ................................................................................................................................ 115
Prins Hoofdstuk 9 ................................................................................................................................ 122
Prins Hoofdstuk 10 .............................................................................................................................. 127
Prins Hoofdstuk 11.5 ........................................................................................................................... 133
Prins Hoofdstuk 12 .............................................................................................................................. 137
Cladder ................................................................................................................................................ 141
Toll et al. .............................................................................................................................................. 142
Ruijssenaars Hoofdstuk 10 .................................................................................................................. 147
Tijms et al. ........................................................................................................................................... 161
Bodden ................................................................................................................................................ 175
Chorpita artikel .................................................................................................................................... 181
Kuipers ................................................................................................................................................. 187
Carr ...................................................................................................................................................... 190
Bartelink .............................................................................................................................................. 198
Van Yperen .......................................................................................................................................... 211
,Rijkeboer ............................................................................................................................................. 218
De Bruyn - Hoofdstuk 9: Indicatieanalyse
Indicatieanalyse:
− Het integratief beeld is de input voor de indicatianalyse
− Doel: tot een verantwoorde, liefst wetenschappelijk gefundeerde aanbeveling voor de best
passende aanpak van het probleem, bij voorkeur als resultaat van toetsing van indicerende
hypothesen, te komen.
− In deze stap richten diagnosticus en cliënt zich expliciet op de toekomst, met als vraag: op
welke wijze kan dít probleem van déze cliënt het best aangepakt worden?
− Er moet zicht bestaan op de eventuele rol van beschermende (protectieve) en bedreigende
(risico) factoren die een negatieve (belemmerende) of positieve (faciliterende) invloed op het
succes van de interventie kunnen hebben
− De uitkomst: de indicerende diagnose
− Indicerende diagnose = een lijst van één of meer aanbevelingen die het uitgangspunt zijn
voor de advisering
Verantwoording:
De indicatieanalyse geeft antwoord op de vraag wat het best passende type aanpak is, gegeven dít
probleem van déze cliënt.
− De analyse van de klacht, de onderkennende diagnose en de verklarende diagnose zijn voor
deze beslissing niet toereikend
− De uitkomsten van de probleemanalyse en de verklaringsanalyse geven weliswaar de richting
van een interventie aan, maar nog niet de precieze weg die daarbij gevolgd zal worden
− De diagnosticus houdt bij de indicatieanalyse in ieder geval altijd rekening met de
onderkennende diagnose (onderkende stoornis/probleem)! Want de cliënt vraagt daarvoor
immers hulp.
Belangrijkste stappen indicatieanalyse:
(C = inbreng cliënt, D = inbreng diagnosticus)
1. Nagaan of een interventie ingezet kan worden (D en C)
− Is behandeling nodig?
− Is behandeling mogelijk?
− Is behandeling wenselijk?
2. Formuleren en prioriteren van doelen (D en C)
− Wat is het uiteindelijke globale interventiedoel?
− Wat zijn eventueel de specifieke doelen (soms in de zin van tussendoelen)?
,3. Selecteren van de in aanmerking komende typen interventies (D en C)
− Welk theoretisch referentiekader wordt gekozen?
− In welk type setting vindt uitvoering plaats (bijvoorbeeld: ambulant of residentieel)?
− Direct (bijvoorbeeld: kind of systeemgericht) of indirect (bijvoorbeeld: opvoedergericht)?
− Zijn er eisen ten aanzien van de interventieduur?
4. Bepalen van het nut en de kans van slagen per geselecteerde aanpak (D)
− Wat is het positieve en negatieve nut (kosten-baten)?
− Wat is de kans van slagen en falen (indicaties en contra-indicaties)
− Wat is de uitkomst van de weging van nut met de kans van slagen (verwacht nut)?
5. Controle op de uitvoerbaarheid van een type interventie (D en C)
− Het inventariseren van criteria
− Het beoordelen van criteria
Twee kanttekeningen:
1. Beperkingen in de praktijk: de diagnosticus werkt in een praktijkomgeving waarin niet alle
mogelijke typen interventies zijn vertegenwoordigd
2. Het vereiste specificatieniveau
Begrippen:
• Indicatieanalyse = het komen tot een beslissing over het best passende type interventie voor
een probleem, gelet op de aard van het probleem en gebaseerd op de theoretische of
empirische kennis over het verwachte nut van deze aanpak in zo’n situatie.
• Indicerende diagnose = de uitkomst van de indicatieanalyse – een lijst van één of meer
aanbevelingen voor een type interventie, afgestemd op het ook door de cliënt gewenste
algemene doel en rekening houdend met eventuele (contra-)indicatiecriteria.
• Interventie = alle vormen van professioneel-gedragswetenschappelijke hulpverlening
• Theoretische argumenten = verwijzen bij voorkeur naar de ontstaans- en
veranderingsprocessen van klachten en problemen, omdat die inzicht kunnen geven in de
werkzame principes van de voorgestelde behandeling
• Empirische argumenten = betreffen feitelijke kennis over, onder andere, de uitkomsten van
een interventie bij (groepen van) cliënten met gelijkaardige klachten, problemen en
verklaringen, maar bijvoorbeeld ook kennis over de werkwijze, gemiddelde duur en omvang
van een interventie
• Indicatie (faciliterende factor) = elk kenmerk dat positief gerelateerd is aan het succes van
een interventie – de aanwezigheid van dit kenmerk verhoogt de kans van slagen
• Contra-indicatie (belemmerende factor) = elk kenmerk dat negatief gerelateerd is aan het
succes van de behandeling – bij aanwezigheid van dit kenmerk neemt de kans van falen toe
• Empirische criteria = criteria waarvan is vastgesteld dat zij de kans van slagen van de
behandeling beïnvloeden
• Hypothetische criteria = waarvan dit bovenstaande slechts verondersteld wordt – zijn
afkomstig uit klinische theorie, behandelingstheorie en praktijktheorie
, • Nut = een behandeling kan uiteindelijk een positief, negatief of geen nut opleveren. Het nut
wordt berekend door de baten te verminderen met de kosten
• Baten = mate waarin de gestelde doelen zullen worden bereikt en van eventuele positieve
bij-effecten
• Kosten = factoren zoals benodigde tijd, geld, gevraagde inspanning en negatieve bij-effecten
Verschil:
Indicatieanalyse = activiteit van de diagnosticus
Indicatiestelling is het eindresultaat
De doelen:
− Kunnen algemeen en specifiek worden geformuleerd
− In de indicatieanalyse -> meer algemeen geformuleerd
− De uitwerking van specifieke tussendoelen vindt later plaats binnen de behandelingscyclus
− Vaak wordt het onderkennende probleem gebruikt bij de formulering van het globale doel
− Een combinatie van doel en middel komt voor in het globale doel
− De doelen hebben de voorkeur positief geformuleerd te worden in plaats van negatief
Overleg met de cliënt: in de fase van de indicatieanalyse heeft het overleg met de cliënt het karakter
van een uitlokkend gesprek. De diagnosticus stimuleert de cliënt tot het uitspreken van een
voorkeursvolgorde wat de geformuleerde doelen betreft en helpt bij het onder woorden brengen
van het verwachte nut zoals dit door de cliënt wordt ervaren.
De Bruyn - Hoofdstuk 10: Advisering
Het diagnostisch proces start bij de aanmelding van de cliënt en eindigt met de advisering. De
diagnosticus geeft de cliënt hierin een beargumenteerd antwoord dat aansluit bij zijn hulpvraag.
Adviesfase:
− Was de hulpvraag alleen onderkennend en/of verklarend van aard, dan is het antwoord
verwoord in het integratief beeld
− Was de hulpvraag (ook) indicerend van aard, dan is het antwoord het resultaat van de
indicatieanalyse: een lijst met één of meer aanbevelingen
Het eindproduct van de advisering: bestaat uit een concretisering van het gekozen advies en
afspraken over de evaluatie van de diagnose(n) en/of het gekozen advies.
Met het verslag van de adviesfase sluit de diagnosticus deze fase af.
Het gehele diagnostische proces rondt de diagnosticus af met twee diagnostische verslagen: