Samenvatting Frans, jaar 1

Samenvatting Frans P4

, Les verbes

Chronologisch overzicht

Passé Présent Futur

 Passé récent * Indicatif présent * Futur proche
 Passé composé * Impératif * Conditionnel présent
 Imparfait * Futur simple



De Huidige tijd

L’indicatif présent

1) Les verbes en -er
(e, es, e, ons, ez, ent)

2) Les verbes en -ir (finir)
(s, s, t, ssons, ssez, ssent)

3) Verbes en -ir (dormir) -> mesesesodopa
(s, s, t, ons, ez, ent)

4) Verbes en -re
(s, s, /, ons, ez, ent)

!!! Bij de verbes pronomineaux komt (me, te, se, nous, vous, se) komt dat tussen het onderwerp en
het werkwoord

Impératif

- Een bevel geven, de gebiedende wijs
- Je werkt met de ‘je, nous en vous’ vervoegingen van de indicatif présent, maar je laat ze wel
weg, je noteert dus enkel het werkwoord

Uitzonderingen:
o Avoir: aie, ayons, ayez
o Être: sois, soyons, soyez
o Aller: va, allons, allez
o Savoir: sache, sachons, sachez

Les verbes pronomineaux:

o Het verbe pronomineaux komt met een bindstreepje achter het werkwoord

De verleden tijd

Imparfait

- Je neemt de ‘nous’ vorm van de indicatif présent, je haalt hier -ons van af en daar voeg je de
volgende uitgangen aan toe: ais, ais, ait, ions, iez, aient