Enkel diagnostiek
Enkel bestaat uit 3 gewrichten
- Bovenste spronggewricht -> tibia, fibula en de talus, zorgt voor dorsaal- en
plantairflexie
- Onderste spronggewricht -> verbinding tussen calcaneus en de talus en zorgt
voornamelijk voor zijwaartse bewegingen en deze opvangen
- Distale tibiofibulaire gewricht -> verbindt tibia en fibula. Als dit gewricht kapot is, is er
sprake van syndesmose van de enkel.
De mechanische stabiliteit (kapsels en banden) van de enkel wordt ondersteund door het
kapselband apparaat die onder te verdelen is in een aantal ligamenten:
- Anterieure talofibulare ligament (TFA)
- Posterieure talofibulare ligament (TFP)
- Calcaneofibulaire ligament (CFL)
- Mediale ligamenten: deltoïde ligament
- Syndesmosisligamenten -> anterieure inferieure
tibiofibulaire ligament (TFAI) en posterieure inferieure
tibiofibulaire ligament (TFPI)
- Ligamenten rondom het onderste spronggewricht
De actieve stabiliteit wordt ondersteund door de musculatuur
rond de enkel zoals:
- m. peronei
- m. tibialis anterior & posterior
- m. triceps surae
- dieper gelegen extensoren en flexoren
Tendinopathie diagnostiek
Reactieve tendinopathie (tendinitis): tijdelijke overbelasting, paratenon is hierbij ook
betrokken. kan leiden tot degeneratieve tendinopathie.
Tendon disrepair (tendinose): chronische tendinopathie, niet traumatisch en ontstaat
geleidelijk, ochtendstijfheid en startproblemen, lokale palpabele zwelling
Ruptuur: ruptuur van de achillespees
, Plantarispees verkleving: plantarispees is verkleefd waardoor de beweging niet meer goed
kan verlopen
Morbus severe: botvergroeiing bij jonge kinderen
GEEN peesklachten bij kinderen, dus morbus severe vaak een pathologie.
Ernst bepalen: stadium 1,2 of 3
1: pijn na belasting, geen overmatige functionele beperkingen
2: pijn tijdens en na en afloop van activiteit, nog steeds in staat om op gewenst niveau te
presteren
3: pijn tijdens en na afloop van de activiteit en langer aanhoudend, in toenemende mate
moeite om op een bevredigend niveau te presteren.
Contextuele factoren: extrinsieke en intrinsieke factoren
bevestigen/ontkennen van TRAUMA
1. B/O van röntgen indicatie d.m.v. Ottawa Ankle rules
2. B/O van inflammatie of hydrops/haemathros d.m.v. inspectie/ palpatie
3. B/O van bewegingsbeperking d.m.v. AFO/PFO
4. B/O van ruptuur van ligamentum TFA d.m.v. specifieke testen
5. B/O van syndesmose ruptuur d.m.v. specifieke testen
6. B/O van achillespees ruptuur d.m.v. specifieke testen
Bevestigen/ ontkennen van NIET-ACUUT
1. B/O van inflammatie of hydrops -> inspectie/ palpatie
2. B/O van afwijkende gang/stand d.m.v. ganganalyse
3. B/O van bewegingsbeperking d.m.v. AFO/PFO
4. B/O van beschadiging ligamentum TFA d.m.v. specifieke testen (bij eerder trauma)
5. B/O van achillespees tendinopathie d.m.v. specifieke testen
6. B/O van actieve instabiliteit -> SEBT, OLBT
7. B/O van weerstandstesten
8. B/O van krachttesten -> HOP/ SIDE HOP
Enkel bestaat uit 3 gewrichten
- Bovenste spronggewricht -> tibia, fibula en de talus, zorgt voor dorsaal- en
plantairflexie
- Onderste spronggewricht -> verbinding tussen calcaneus en de talus en zorgt
voornamelijk voor zijwaartse bewegingen en deze opvangen
- Distale tibiofibulaire gewricht -> verbindt tibia en fibula. Als dit gewricht kapot is, is er
sprake van syndesmose van de enkel.
De mechanische stabiliteit (kapsels en banden) van de enkel wordt ondersteund door het
kapselband apparaat die onder te verdelen is in een aantal ligamenten:
- Anterieure talofibulare ligament (TFA)
- Posterieure talofibulare ligament (TFP)
- Calcaneofibulaire ligament (CFL)
- Mediale ligamenten: deltoïde ligament
- Syndesmosisligamenten -> anterieure inferieure
tibiofibulaire ligament (TFAI) en posterieure inferieure
tibiofibulaire ligament (TFPI)
- Ligamenten rondom het onderste spronggewricht
De actieve stabiliteit wordt ondersteund door de musculatuur
rond de enkel zoals:
- m. peronei
- m. tibialis anterior & posterior
- m. triceps surae
- dieper gelegen extensoren en flexoren
Tendinopathie diagnostiek
Reactieve tendinopathie (tendinitis): tijdelijke overbelasting, paratenon is hierbij ook
betrokken. kan leiden tot degeneratieve tendinopathie.
Tendon disrepair (tendinose): chronische tendinopathie, niet traumatisch en ontstaat
geleidelijk, ochtendstijfheid en startproblemen, lokale palpabele zwelling
Ruptuur: ruptuur van de achillespees
, Plantarispees verkleving: plantarispees is verkleefd waardoor de beweging niet meer goed
kan verlopen
Morbus severe: botvergroeiing bij jonge kinderen
GEEN peesklachten bij kinderen, dus morbus severe vaak een pathologie.
Ernst bepalen: stadium 1,2 of 3
1: pijn na belasting, geen overmatige functionele beperkingen
2: pijn tijdens en na en afloop van activiteit, nog steeds in staat om op gewenst niveau te
presteren
3: pijn tijdens en na afloop van de activiteit en langer aanhoudend, in toenemende mate
moeite om op een bevredigend niveau te presteren.
Contextuele factoren: extrinsieke en intrinsieke factoren
bevestigen/ontkennen van TRAUMA
1. B/O van röntgen indicatie d.m.v. Ottawa Ankle rules
2. B/O van inflammatie of hydrops/haemathros d.m.v. inspectie/ palpatie
3. B/O van bewegingsbeperking d.m.v. AFO/PFO
4. B/O van ruptuur van ligamentum TFA d.m.v. specifieke testen
5. B/O van syndesmose ruptuur d.m.v. specifieke testen
6. B/O van achillespees ruptuur d.m.v. specifieke testen
Bevestigen/ ontkennen van NIET-ACUUT
1. B/O van inflammatie of hydrops -> inspectie/ palpatie
2. B/O van afwijkende gang/stand d.m.v. ganganalyse
3. B/O van bewegingsbeperking d.m.v. AFO/PFO
4. B/O van beschadiging ligamentum TFA d.m.v. specifieke testen (bij eerder trauma)
5. B/O van achillespees tendinopathie d.m.v. specifieke testen
6. B/O van actieve instabiliteit -> SEBT, OLBT
7. B/O van weerstandstesten
8. B/O van krachttesten -> HOP/ SIDE HOP