Economie M.8
Samenvatting
Hoofdstuk 1: De conjunctuurbeweging
Reële economische groei: jaargroei van het bbp gecorrigeerd
met inflatie (blauwe lijn). = volumegroei; aantal stuks
geproduceerd. Conjunctuurlijn: boven de x-as economische
groei en onder de x-as krimpt de economie. (Blauwe lijn).
- Economische recessie: 2 kwartalen economie krimpt
- Economische depressie: 3 of meer kwartalen krimp.
Langetermijngroeipad: economische groei door groei arbeidsaanbod, kapitaal en factor-
productiviteit. Alle markten zijn in het langetermijnevenwicht. = trendmatige groei.
Voorlopende conjunctuurindicatoren: conjunctuur op korte termijn voorspellen met macro-
economische variabelen. Indicatie van het toekomstige bbp. Achterlopende conjunctuur-
indicatoren de waardeontwikkeling van economische variabelen op ontwikkeling bbp.
Het producenten- en consumentenvertrouwen heeft invloed op de economische
conjunctuur. Het tekenomslag is de richting waarin een variabele veranderd.
Op korte termijn is er prijsstarheid/prijsrigiditeit. Op lange termijn passen prijzen altijd aan.
- Aanbieders zijn sneller geneigd prijzen te veranderen als dat kunnen onderbouwen
bijv. bij kostenstijging. Minder snel bij een verandering in de vraag.
- Het is moeilijk om te bepalen welke prijs winst maximaliserend is.
- Productiekosten kunnen niet snel worden aangepast. Lonen veranderen ook niet
zomaar (loonstarheid) wat er op de markt gebeurt mag het salaris niet veranderen.
Geldillusie -> prijzen minder snel naar boven of beneden worden bijgesteld.
Potentiële productie: productie van een economie op het langetermijngroeipad. Het verschil
tussen wat een economie voortbrengt en de optimale situatie = output gap.
Weergegeven als percentage potentiële productie = Y – Y* / Y* x 100. Lager is beter.
Positieve output gap; economie brengt meer voor dan potentiële productie er is sprake van
een hoogconjunctuur. Goed voor het financieringssaldo. Lonen en prijzen stijgen ook. Bij
een negatieve output gap hoort een laagconjunctuur. Meer werklozen en kans faillissement.
Structurele werkloosheid: werkloosheid die past bij economische structuur van een land.
Kenmerken van onderwijs, woningmarkt, bereik landsdelen en het bestaan rechtsstaat.
Conjuncturele werkloosheid: werkloosheid die meebeweegt met economische conjunctuur.
Bij een dalende output gap stijgt werkloosheid en andersom.
Loonstarheid vergroot structurele werkloosheid op korte termijn. Op lange termijn is het
natuurlijke werkloosheid. En full employment: iedereen die wil heeft een baan/zoekt. En
niet afhankelijk conjunctuur. Zoekproces minder dan een jaar = frictiewerkloosheid.
Seizoenswerkloosheid: structurele werkloosheid waar conjunctuur invloed op kan hebben.
Bij een stijgende output gap neemt inflatie toe en bij een dalende neemt inflatie af.
Conjunctuurindicator: macro-economische variabelen waarde eerder bekend dan het bbp.
Procyclische variabelen: variabele die een patroon vertoont gelijk opgaand conjunctuurlijn.
Anticyclische variabelen: variabele die patroon vertoont tegengesteld aan conjunctuurlijn.
Conjunctuur beïnvloed ook internationale handel. Landen beïnvloeden ook elkaar. Het
overheidssaldo is procyclisch. Bij laagconjunctuur minder besteding en andersom.
Samenvatting
Hoofdstuk 1: De conjunctuurbeweging
Reële economische groei: jaargroei van het bbp gecorrigeerd
met inflatie (blauwe lijn). = volumegroei; aantal stuks
geproduceerd. Conjunctuurlijn: boven de x-as economische
groei en onder de x-as krimpt de economie. (Blauwe lijn).
- Economische recessie: 2 kwartalen economie krimpt
- Economische depressie: 3 of meer kwartalen krimp.
Langetermijngroeipad: economische groei door groei arbeidsaanbod, kapitaal en factor-
productiviteit. Alle markten zijn in het langetermijnevenwicht. = trendmatige groei.
Voorlopende conjunctuurindicatoren: conjunctuur op korte termijn voorspellen met macro-
economische variabelen. Indicatie van het toekomstige bbp. Achterlopende conjunctuur-
indicatoren de waardeontwikkeling van economische variabelen op ontwikkeling bbp.
Het producenten- en consumentenvertrouwen heeft invloed op de economische
conjunctuur. Het tekenomslag is de richting waarin een variabele veranderd.
Op korte termijn is er prijsstarheid/prijsrigiditeit. Op lange termijn passen prijzen altijd aan.
- Aanbieders zijn sneller geneigd prijzen te veranderen als dat kunnen onderbouwen
bijv. bij kostenstijging. Minder snel bij een verandering in de vraag.
- Het is moeilijk om te bepalen welke prijs winst maximaliserend is.
- Productiekosten kunnen niet snel worden aangepast. Lonen veranderen ook niet
zomaar (loonstarheid) wat er op de markt gebeurt mag het salaris niet veranderen.
Geldillusie -> prijzen minder snel naar boven of beneden worden bijgesteld.
Potentiële productie: productie van een economie op het langetermijngroeipad. Het verschil
tussen wat een economie voortbrengt en de optimale situatie = output gap.
Weergegeven als percentage potentiële productie = Y – Y* / Y* x 100. Lager is beter.
Positieve output gap; economie brengt meer voor dan potentiële productie er is sprake van
een hoogconjunctuur. Goed voor het financieringssaldo. Lonen en prijzen stijgen ook. Bij
een negatieve output gap hoort een laagconjunctuur. Meer werklozen en kans faillissement.
Structurele werkloosheid: werkloosheid die past bij economische structuur van een land.
Kenmerken van onderwijs, woningmarkt, bereik landsdelen en het bestaan rechtsstaat.
Conjuncturele werkloosheid: werkloosheid die meebeweegt met economische conjunctuur.
Bij een dalende output gap stijgt werkloosheid en andersom.
Loonstarheid vergroot structurele werkloosheid op korte termijn. Op lange termijn is het
natuurlijke werkloosheid. En full employment: iedereen die wil heeft een baan/zoekt. En
niet afhankelijk conjunctuur. Zoekproces minder dan een jaar = frictiewerkloosheid.
Seizoenswerkloosheid: structurele werkloosheid waar conjunctuur invloed op kan hebben.
Bij een stijgende output gap neemt inflatie toe en bij een dalende neemt inflatie af.
Conjunctuurindicator: macro-economische variabelen waarde eerder bekend dan het bbp.
Procyclische variabelen: variabele die een patroon vertoont gelijk opgaand conjunctuurlijn.
Anticyclische variabelen: variabele die patroon vertoont tegengesteld aan conjunctuurlijn.
Conjunctuur beïnvloed ook internationale handel. Landen beïnvloeden ook elkaar. Het
overheidssaldo is procyclisch. Bij laagconjunctuur minder besteding en andersom.