H13 - Analysetechnieken
13.1 Analyse en onderzoek
kwalitatief en kwantitatief
Ben je in een onderzoek geïnteresseerd in welke stoffen er aanwezig zijn in een middel, dan
doe je een kwalitatieve analyse.
Ben je in een onderzoek geïnteresseerd in hoeveelheden van stoffen dan doe je een
kwantitatieve analyse.
scheidingsmethoden
Om stoffen te scheiden moet je kijken naar de eigenschappen van de te scheiden stoffen. Als
je deze eigenschappen weet kies je een methode uit:
Scheiden van vloeistoffen of oplossingen
- Destilleren → berust op kookpunt, gebruik je als je geïnteresseerd
bent in een vloeistof die vermengt is met een andere vloeistof
(preciezer dan indampen).
- Indampen → berust op kookpunt, gebruik je vaak als je alleen
geïnteresseerd ben in opgeloste stoffen.
Scheiden van heterogene mengsels (emulsie of suspensie)
- Bezinken → berust op verschil in dichtheid, stoffen met een hogere
dichtheid zakken naar beneden.
- Centrifugeren → berust op verschil in dichtheid, stoffen met hogere
dichtheid zullen meer naar buiten geslingerd worden.
- Filteren → berust op deeltjesgrootte, deeltjes die te groot zijn om
door het filter heen te gaan kunnen er niet doorheen.
Elk type mengsel
- Extraheren → berust op verschil in oplosbaarheid, de
stof die je wilt scheiden los je op in een andere stof
waar deze goed in oplost. Hetzelfde idee als dit maar
dan met gassen noem je wassen.
Oplossingen en gasmengsels
, - Adsorberen → berust op aanhechtingsvermogen, stof die je wilt
scheiden hecht aan een andere stof waardoor de te scheiden stoffen
ook gescheiden worden.
Residu = wat er aan stoffen overblijft na indampen of destilleren.
Destillaat = stof die opgevangen wordt met destilleren (die eerste wordt verdampt).
reagentia
Een reagens is een stof die aantoont welke andere stof er aanwezig is in een oplossing. Een
voorbeeld hiervan is wit kopersulfaat dat blauw kleurt wanneer je er water aan toevoegt.
onderzoek
Een onderzoek kent drie soorten variabelen:
- Onafhankelijke variabele → de grootheid die je varieert.
- Afhankelijke variabele → hetgeen je meet.
- Controlevariabelen → alle factoren die je constant houdt.
13.1 Analyse en onderzoek
kwalitatief en kwantitatief
Ben je in een onderzoek geïnteresseerd in welke stoffen er aanwezig zijn in een middel, dan
doe je een kwalitatieve analyse.
Ben je in een onderzoek geïnteresseerd in hoeveelheden van stoffen dan doe je een
kwantitatieve analyse.
scheidingsmethoden
Om stoffen te scheiden moet je kijken naar de eigenschappen van de te scheiden stoffen. Als
je deze eigenschappen weet kies je een methode uit:
Scheiden van vloeistoffen of oplossingen
- Destilleren → berust op kookpunt, gebruik je als je geïnteresseerd
bent in een vloeistof die vermengt is met een andere vloeistof
(preciezer dan indampen).
- Indampen → berust op kookpunt, gebruik je vaak als je alleen
geïnteresseerd ben in opgeloste stoffen.
Scheiden van heterogene mengsels (emulsie of suspensie)
- Bezinken → berust op verschil in dichtheid, stoffen met een hogere
dichtheid zakken naar beneden.
- Centrifugeren → berust op verschil in dichtheid, stoffen met hogere
dichtheid zullen meer naar buiten geslingerd worden.
- Filteren → berust op deeltjesgrootte, deeltjes die te groot zijn om
door het filter heen te gaan kunnen er niet doorheen.
Elk type mengsel
- Extraheren → berust op verschil in oplosbaarheid, de
stof die je wilt scheiden los je op in een andere stof
waar deze goed in oplost. Hetzelfde idee als dit maar
dan met gassen noem je wassen.
Oplossingen en gasmengsels
, - Adsorberen → berust op aanhechtingsvermogen, stof die je wilt
scheiden hecht aan een andere stof waardoor de te scheiden stoffen
ook gescheiden worden.
Residu = wat er aan stoffen overblijft na indampen of destilleren.
Destillaat = stof die opgevangen wordt met destilleren (die eerste wordt verdampt).
reagentia
Een reagens is een stof die aantoont welke andere stof er aanwezig is in een oplossing. Een
voorbeeld hiervan is wit kopersulfaat dat blauw kleurt wanneer je er water aan toevoegt.
onderzoek
Een onderzoek kent drie soorten variabelen:
- Onafhankelijke variabele → de grootheid die je varieert.
- Afhankelijke variabele → hetgeen je meet.
- Controlevariabelen → alle factoren die je constant houdt.