Anatomie
Doelen van houding en bewegen:
-Een bepaalde houding aan te nemen
-Te bewegen
-Voort te bewegen
-Gebaren te maken
-we hebben ruim 200 botten.
Functie kraakbeen
-Soepel kunnen bewegen van gewrichten
(zonder deze kraakbeenbekleding zouden de ruwe botuitenden tegen elkaar
schuren, waardoor de bewegingen moeilijk en pijn gaan doen)
-Zorgt voor vorming van botstukken, vooral bij lengtegroei van pijpbeenderen.
-Het vormt een soepele verbinding tussen sommige botstukken, zoals ribben
en borstbeen
-Geeft vorm aan bepaalde lichaamsdelen (oor en neus)
-verbinding tussen botten
Soorten kraakbeen (3)
-Glasachtig kraakbeen (hyalien kraakbeen):
*Is de tussencelstof, is doorschijnend en we treffen het aan als bekleding van
de gewrichtsvlakken van de botten en als verbinding tussen de ribben en het
borstbeen.
-Elastisch kraakbeen:
*Tussencelstof bevat veel elastische vezels en we treffen het aan in de
oorschelpen en het strotklepje.
-Vezelig kraakbeen:
, *Tussencelstof bevat dikke bundels vezels en is daardoor trekvast en
drukbestendig. We treffen het aan in de tussenwervelschijven van de
wervelkolom en in de kraakbeenverbinding tussen de beide schaambeenderen.
Beenweefsel:
-Beenweefsel = botweefsel
*Weinig tussencelstof, weinig vervormbaar door calciumzouten(kalk)
Bevat bloedvaten en vezels(eiwitten) = vezel zorgt enigszins voor beweging
-Beencellen: in verbinding door fijne uitlopers
-Kanaal van Havers: liggen de bloedvaten die zorgen voor voeding.
Delen in de bot:
-Harde deel: beencellen dicht bij elkaar
-Sponsachtig deel: kleine holte met roodbeenmerg
-Periost: beenvlies > bloedvaten en zenuwen
Soorten beenderen:
-Platte beenderen
*Plat en breed, bevatten overwegend sponsachtig weefsel met aan de
buitenzijde een schorslaag van compact been. (beenstukken van de
hersensschedel, schouderbladen, heupbeen, ribben en borstbeen)
-Pijpbeenderen
*Zijn lang en dun, bevatten een hol middenstuk met wee uiteinden. In de
uiteinden is op jeugdige leeftijd de groeischijf nog zichtbaar (scheenbeen,
dijbeen en vingerkootjes)
-Onregelmatige (korte) beenderen
*zijn in alle richtingen ongeveer even groot (hand en voetwortelbeentjes,
wervels)
Doelen van houding en bewegen:
-Een bepaalde houding aan te nemen
-Te bewegen
-Voort te bewegen
-Gebaren te maken
-we hebben ruim 200 botten.
Functie kraakbeen
-Soepel kunnen bewegen van gewrichten
(zonder deze kraakbeenbekleding zouden de ruwe botuitenden tegen elkaar
schuren, waardoor de bewegingen moeilijk en pijn gaan doen)
-Zorgt voor vorming van botstukken, vooral bij lengtegroei van pijpbeenderen.
-Het vormt een soepele verbinding tussen sommige botstukken, zoals ribben
en borstbeen
-Geeft vorm aan bepaalde lichaamsdelen (oor en neus)
-verbinding tussen botten
Soorten kraakbeen (3)
-Glasachtig kraakbeen (hyalien kraakbeen):
*Is de tussencelstof, is doorschijnend en we treffen het aan als bekleding van
de gewrichtsvlakken van de botten en als verbinding tussen de ribben en het
borstbeen.
-Elastisch kraakbeen:
*Tussencelstof bevat veel elastische vezels en we treffen het aan in de
oorschelpen en het strotklepje.
-Vezelig kraakbeen:
, *Tussencelstof bevat dikke bundels vezels en is daardoor trekvast en
drukbestendig. We treffen het aan in de tussenwervelschijven van de
wervelkolom en in de kraakbeenverbinding tussen de beide schaambeenderen.
Beenweefsel:
-Beenweefsel = botweefsel
*Weinig tussencelstof, weinig vervormbaar door calciumzouten(kalk)
Bevat bloedvaten en vezels(eiwitten) = vezel zorgt enigszins voor beweging
-Beencellen: in verbinding door fijne uitlopers
-Kanaal van Havers: liggen de bloedvaten die zorgen voor voeding.
Delen in de bot:
-Harde deel: beencellen dicht bij elkaar
-Sponsachtig deel: kleine holte met roodbeenmerg
-Periost: beenvlies > bloedvaten en zenuwen
Soorten beenderen:
-Platte beenderen
*Plat en breed, bevatten overwegend sponsachtig weefsel met aan de
buitenzijde een schorslaag van compact been. (beenstukken van de
hersensschedel, schouderbladen, heupbeen, ribben en borstbeen)
-Pijpbeenderen
*Zijn lang en dun, bevatten een hol middenstuk met wee uiteinden. In de
uiteinden is op jeugdige leeftijd de groeischijf nog zichtbaar (scheenbeen,
dijbeen en vingerkootjes)
-Onregelmatige (korte) beenderen
*zijn in alle richtingen ongeveer even groot (hand en voetwortelbeentjes,
wervels)
