Economie samenvatting
Stof:
Mod 4 : maken Naar het examen 1 t/m 5
Par 1.3 en 1.4 Heel belangrijk!
Par 3.3 alleen de begrippen. Je hoeft geen balans of resultatenrekening te maken.
- Mod 7 : Naar het examen opg 1 t/m 7
Par 1.4 Nationale rekeningen vervalt
+ maken OefenSE-II (wordt in les uitgereikt)
Bronnen: Herhaling module 4 en module 7 (samenvatting PPT lessen)
OefenSE II en antwoorden (wordt tzt toegevoegd)
, Module 4 heden, verleden, toekomst
Hoofdstuk 1
De rente is de algemene prijs van tijd.
Sparen= de aankoop uitstellen, wat rente oplevert.
In ruil voor de tijd dat de consument zijn geld op de bank zet, betaalt de bank hem rente.
Lenen= de aankoop vervoegen. De rente is de prijs dei hij betaalt voor het vervroegen van de
consumptie.
Intertemporele substitutie= verschuiven van de consumptie door de tijd heen.
Individuele prijs van tijd= het ongemak dat de consument ondervindt als hij consumptie
uitstelt.
Sparen is dus de rente gelijk aan de opbrengst van het uitstellen van de consumptie.
Wanneer de individuele algemene prijs van tijd lager zijn dan de algemene prijs van tijd zal
iemand gaan sparen.
Wanneer het ongemak dus lager is dan de opbrengst.
Ongeduldig persoon heeft een hogere individuele prijs van tijd dan iemand met veel geduld
en zal dus minder snel sparen.
De consument zal gaan lenen als de individuele prijs van tijd hoger is dan de kosten van de
algemene prijs van tijd (rente)
De consument zal gaan lenen als het voordeel van de vervroegde consumptie groter is dan
het nadeel van de rentekosten.
Inflatie= prijsstijging door de tijd heen.
Door inflatie daalt de interne waarde (koopkracht), voor een euro kan je steeds minder
kopen.
Hoe ontstaat inflatie?
Hoe meer geld er in omloop komt, hoe hoger de prijzen na verloop van tijd zullen zijn.
Inflatie ontstaat dus doordat centrale banken zoals de Europese Centrale Bank (ECB) de
maatschappelijke geldhoeveelheid vergroten.
Banken zoals de Rabobank hebben een bankrekening bij de ECB.
De ECB is de banken van de banken, daar zetten ze het geld op dat ze niet uitgeleend
hebben.
, Als de ECB de rente verlaagt is het voor de banken minder aantrekkelijk om hun geld op hun
spaarrekening te zetten bij de ECB. De banken zullen de rente lager maken zodat meer
mensen gaan lenen. Zo komt er meer geld in omloop omdat consumenten meer dingen gaan
kopen en bijvoorbeeld bedrijven meer gaan investeren. Zo stijgt de vraag naar producten en
diensten
Banken kunnen van de ECB ook geld lenen, als de ECB de rente verlaagt wordt het voor de
banken aantrekkelijker om daar geld te lenen. Hierdoor kunnen ze de rente voor de
consumenten en producenten weer verlagen, waardoor meer mensen gaan lenen en
daardoor de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt. Zo neemt de vraag naar producten en
diensten toe en zullen prijzen stijgen.
Monetair beleid
Monetaire beleid is het beleid waarmee centrale banken proberen de economie te
beïnvloeden.
Een voorbeeld daar van is het veranderen van de rente door de ECB.
Verlaging rente-> meer economische activiteit
Rente verhogen-> als de economie overhit dreigt te raken en de vraag te snel stijgt waardoor er een
tekort kan ontstaan.
Indexcijfer= een getal waarmee je eenvoudig een procentuele verandering ten opzichte van een
basisjaar kunt aflezen.
Prijsindexcijfer= prijs van het product in het vergelijkingsjaar: prijs van het product in het basisjaar x
100%
De berekening van inflatie:
1. Bepaling van het goederenmandje
2. Bepaling van de wegingsfactoren
3. Omzetting van prijzen in het indexcijfers
4. Berekening van de consumentenprijsindex (CPI)
5. Berekening van de verandering in de CPI
1. Goederenmandje= De producten en diensten waar een gemiddeld gezin zijn geld aan
uitgeeft.
Bijv: kleding, voedsel, energieverbruik en woonlasten.
Goederenmandje wordt elk jaar opnieuw bepaald door het CBS, omdat het actueel moet zijn.
Stof:
Mod 4 : maken Naar het examen 1 t/m 5
Par 1.3 en 1.4 Heel belangrijk!
Par 3.3 alleen de begrippen. Je hoeft geen balans of resultatenrekening te maken.
- Mod 7 : Naar het examen opg 1 t/m 7
Par 1.4 Nationale rekeningen vervalt
+ maken OefenSE-II (wordt in les uitgereikt)
Bronnen: Herhaling module 4 en module 7 (samenvatting PPT lessen)
OefenSE II en antwoorden (wordt tzt toegevoegd)
, Module 4 heden, verleden, toekomst
Hoofdstuk 1
De rente is de algemene prijs van tijd.
Sparen= de aankoop uitstellen, wat rente oplevert.
In ruil voor de tijd dat de consument zijn geld op de bank zet, betaalt de bank hem rente.
Lenen= de aankoop vervoegen. De rente is de prijs dei hij betaalt voor het vervroegen van de
consumptie.
Intertemporele substitutie= verschuiven van de consumptie door de tijd heen.
Individuele prijs van tijd= het ongemak dat de consument ondervindt als hij consumptie
uitstelt.
Sparen is dus de rente gelijk aan de opbrengst van het uitstellen van de consumptie.
Wanneer de individuele algemene prijs van tijd lager zijn dan de algemene prijs van tijd zal
iemand gaan sparen.
Wanneer het ongemak dus lager is dan de opbrengst.
Ongeduldig persoon heeft een hogere individuele prijs van tijd dan iemand met veel geduld
en zal dus minder snel sparen.
De consument zal gaan lenen als de individuele prijs van tijd hoger is dan de kosten van de
algemene prijs van tijd (rente)
De consument zal gaan lenen als het voordeel van de vervroegde consumptie groter is dan
het nadeel van de rentekosten.
Inflatie= prijsstijging door de tijd heen.
Door inflatie daalt de interne waarde (koopkracht), voor een euro kan je steeds minder
kopen.
Hoe ontstaat inflatie?
Hoe meer geld er in omloop komt, hoe hoger de prijzen na verloop van tijd zullen zijn.
Inflatie ontstaat dus doordat centrale banken zoals de Europese Centrale Bank (ECB) de
maatschappelijke geldhoeveelheid vergroten.
Banken zoals de Rabobank hebben een bankrekening bij de ECB.
De ECB is de banken van de banken, daar zetten ze het geld op dat ze niet uitgeleend
hebben.
, Als de ECB de rente verlaagt is het voor de banken minder aantrekkelijk om hun geld op hun
spaarrekening te zetten bij de ECB. De banken zullen de rente lager maken zodat meer
mensen gaan lenen. Zo komt er meer geld in omloop omdat consumenten meer dingen gaan
kopen en bijvoorbeeld bedrijven meer gaan investeren. Zo stijgt de vraag naar producten en
diensten
Banken kunnen van de ECB ook geld lenen, als de ECB de rente verlaagt wordt het voor de
banken aantrekkelijker om daar geld te lenen. Hierdoor kunnen ze de rente voor de
consumenten en producenten weer verlagen, waardoor meer mensen gaan lenen en
daardoor de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt. Zo neemt de vraag naar producten en
diensten toe en zullen prijzen stijgen.
Monetair beleid
Monetaire beleid is het beleid waarmee centrale banken proberen de economie te
beïnvloeden.
Een voorbeeld daar van is het veranderen van de rente door de ECB.
Verlaging rente-> meer economische activiteit
Rente verhogen-> als de economie overhit dreigt te raken en de vraag te snel stijgt waardoor er een
tekort kan ontstaan.
Indexcijfer= een getal waarmee je eenvoudig een procentuele verandering ten opzichte van een
basisjaar kunt aflezen.
Prijsindexcijfer= prijs van het product in het vergelijkingsjaar: prijs van het product in het basisjaar x
100%
De berekening van inflatie:
1. Bepaling van het goederenmandje
2. Bepaling van de wegingsfactoren
3. Omzetting van prijzen in het indexcijfers
4. Berekening van de consumentenprijsindex (CPI)
5. Berekening van de verandering in de CPI
1. Goederenmandje= De producten en diensten waar een gemiddeld gezin zijn geld aan
uitgeeft.
Bijv: kleding, voedsel, energieverbruik en woonlasten.
Goederenmandje wordt elk jaar opnieuw bepaald door het CBS, omdat het actueel moet zijn.
