Samenvatting Theoretische kwesties
Inhoud
Samenvatting Theoretische kwesties.....................................................................................................1
Introductiecollege:.............................................................................................................................2
De mechanisering van de natuur........................................................................................................3
Plato’s filosofie...............................................................................................................................3
Aristoteles ’s filosofie......................................................................................................................3
Copernicus......................................................................................................................................3
Kepler.............................................................................................................................................4
Galilei..............................................................................................................................................4
Newton...........................................................................................................................................4
Drie wetenschappelijke problemen................................................................................................4
Descartes............................................................................................................................................5
De mens als machine..........................................................................................................................7
Borelli.............................................................................................................................................7
Hobbes............................................................................................................................................7
De Vaucanson.................................................................................................................................8
De Lamettrie...................................................................................................................................8
De romantiek....................................................................................................................................10
Kant..............................................................................................................................................10
Goethe..........................................................................................................................................11
Blumenbach..................................................................................................................................11
Darwin..............................................................................................................................................13
Gibson ecologische psychologie.......................................................................................................15
Reed..............................................................................................................................................16
De theorie van zelforganisatie..........................................................................................................18
Slotcollege........................................................................................................................................20
,Introductiecollege:
De motor-actie controverse: Deze
controverse gaat over hoe
gecoördineerde bewegingen, zoals
het slaan van een bal en het lopen
op een oneffen terrein tot stand
komen.
Er zijn 2 dominante theorieën:
- De motortheorie
- De actietheorie
Hoofdstuk 2 t/m 4 zal de
motortheorie uitgebreid besproken
worden
In de hoofdstukken 5 t/m 8 zal de
actietheorie besproken worden
Korte uitleg over de motortheorie:
Het lichaam wordt beschouwd als een stom en passief instrument met
de veronderstelling dat slim en adaptief gedrag het resultaat is van het
brein. Het brein stuurt het lichaam aan. Bewegen is het resultaat van
motorprogramma’s die het brein maakt.
Veelal stellen dat het brein werkt via het sense-model-plan-action
architectuur. Op basis van input van sensoren construeren mensen
eerst een representatie van de wereld die zijn vervolgens waarnemen.
Dit wordt gebruikt om een actieplan te maken en hiervan wordt een
motorprogramma gemaakt die het lichaam aanstuurt.
Er zijn later experimenten uitgevoerd met kikkers die bewezen dat er geen brein noodzakelijk was
voor functioneel en slim gedrag. Deze experimenten hebben niet geleid tot het verwerpen van de
motor theorie
Korte uitleg over de actietheorie:
Volgens Gibson vormen de mensen geen representatie van de wereld, maar nemen zij zelf de wereld
waar. Bewegingen worden gestuurd door informatie die in de omgeving aanwezig is.
In grote lijnen stelt de theorie dat functioneel gedrag voorkomt uit een wederkerige beïnvloeding
van een zenuwstelsel, een spier-skeletsysteem en de omgeving. Hierbij is geen enkel systeem de
baas.
, De mechanisering van de natuur
Aristoteles:
- Was een leerling van Plato
- Wordt gezien als een van de grootste filosofen uit de geschiedenis
Plato’s filosofie
Plato beweerde dat er geen verandering bestaat en dat onze waarneming bedrieglijk is. Hij maakt in
zijn denkkader een onderscheid tussen de realiteit en de verschijning.
Grotmetafoor van Plato
Stel je zit in een grot met je rug naar de opening toe. In de wereld buiten brandt een groot vuur
waardoor er lange schaduwen op de grotwand te zien zijn. De wereld buiten de grot is voor jou niet
waarneembaar, het enige wat je ziet zijn de schaduwen op de wand. Volgens Plato verhoudt de
waargenomen wereld zich tot de realiteit, de wereld van de ideeën, zoals de schaduwen op de wand.
Als we kennis willen vergaren moeten wij ons richten op de wereld van de ideeën die eeuwig en
onveranderlijk is.
Aristoteles ’s filosofie
Hij onderscheiden vier vormen waarop bewegen plaats kon vinden:
- Het ontstaan en vergaan van objecten (appel groeit en rot)
- Het veranderen van hoedanigheid (een rups verandert in een vlinder)
- Het veranderen in hoeveelheid (vermeerderen van zaad)
- Het veranderen van plaats (appel valt van de boom op de grond)
Om de natuur en de veranderingen daarin te duiden introduceerde hij de leer van de vier oorzaken
- De materiële oorzaak: Dit verwijst naar de materie waar iets van gemaakt is
- De formele oorzaak: Dit verwijst naar de essentie van iets, naar wat iets maakt tot wat het is
- De werkoorzaak: de mechanische oorzaak zoals brekend glas door een hamer die erop viel
- De doeloorzaak: Dit verwijst naar het doel van een object of gebeurtenis
De doeloorzaak is belangrijk, want Aristoteles beweerde namelijk dat heel de natuur een intrinsieke
doelgerichtheid kent. Levende natuur en levenloze natuur.
In de 16de en 17de eeuw ontstond er een nieuw denkkader, de mechanisering van de natuur. Je had
hierin vier grondleggers: Copernicus, Kepler, Galilei en Newton.
Copernicus
Copernicus bedacht dat de aarde niet het middelpunt van het heelal is. De aarde draait om de zon en
om zijn eigen as. Hij stelde dat planeten een cirkelbaan afleggen. Deze theorie leverde een
aanzienlijke wiskundige simplificatie op t.o.v. eerdere theorieën.
Hij had wel een aantal problemen:
- Dat de aarde om zijn eigen as draaide stookte niet met onze waarnemingen.
- Men redeneerde ook als je dan een steen van grote hoogte zo laten vallen dat de steen meer
naar t westen moest vallen omdat de aarde draaide.
Inhoud
Samenvatting Theoretische kwesties.....................................................................................................1
Introductiecollege:.............................................................................................................................2
De mechanisering van de natuur........................................................................................................3
Plato’s filosofie...............................................................................................................................3
Aristoteles ’s filosofie......................................................................................................................3
Copernicus......................................................................................................................................3
Kepler.............................................................................................................................................4
Galilei..............................................................................................................................................4
Newton...........................................................................................................................................4
Drie wetenschappelijke problemen................................................................................................4
Descartes............................................................................................................................................5
De mens als machine..........................................................................................................................7
Borelli.............................................................................................................................................7
Hobbes............................................................................................................................................7
De Vaucanson.................................................................................................................................8
De Lamettrie...................................................................................................................................8
De romantiek....................................................................................................................................10
Kant..............................................................................................................................................10
Goethe..........................................................................................................................................11
Blumenbach..................................................................................................................................11
Darwin..............................................................................................................................................13
Gibson ecologische psychologie.......................................................................................................15
Reed..............................................................................................................................................16
De theorie van zelforganisatie..........................................................................................................18
Slotcollege........................................................................................................................................20
,Introductiecollege:
De motor-actie controverse: Deze
controverse gaat over hoe
gecoördineerde bewegingen, zoals
het slaan van een bal en het lopen
op een oneffen terrein tot stand
komen.
Er zijn 2 dominante theorieën:
- De motortheorie
- De actietheorie
Hoofdstuk 2 t/m 4 zal de
motortheorie uitgebreid besproken
worden
In de hoofdstukken 5 t/m 8 zal de
actietheorie besproken worden
Korte uitleg over de motortheorie:
Het lichaam wordt beschouwd als een stom en passief instrument met
de veronderstelling dat slim en adaptief gedrag het resultaat is van het
brein. Het brein stuurt het lichaam aan. Bewegen is het resultaat van
motorprogramma’s die het brein maakt.
Veelal stellen dat het brein werkt via het sense-model-plan-action
architectuur. Op basis van input van sensoren construeren mensen
eerst een representatie van de wereld die zijn vervolgens waarnemen.
Dit wordt gebruikt om een actieplan te maken en hiervan wordt een
motorprogramma gemaakt die het lichaam aanstuurt.
Er zijn later experimenten uitgevoerd met kikkers die bewezen dat er geen brein noodzakelijk was
voor functioneel en slim gedrag. Deze experimenten hebben niet geleid tot het verwerpen van de
motor theorie
Korte uitleg over de actietheorie:
Volgens Gibson vormen de mensen geen representatie van de wereld, maar nemen zij zelf de wereld
waar. Bewegingen worden gestuurd door informatie die in de omgeving aanwezig is.
In grote lijnen stelt de theorie dat functioneel gedrag voorkomt uit een wederkerige beïnvloeding
van een zenuwstelsel, een spier-skeletsysteem en de omgeving. Hierbij is geen enkel systeem de
baas.
, De mechanisering van de natuur
Aristoteles:
- Was een leerling van Plato
- Wordt gezien als een van de grootste filosofen uit de geschiedenis
Plato’s filosofie
Plato beweerde dat er geen verandering bestaat en dat onze waarneming bedrieglijk is. Hij maakt in
zijn denkkader een onderscheid tussen de realiteit en de verschijning.
Grotmetafoor van Plato
Stel je zit in een grot met je rug naar de opening toe. In de wereld buiten brandt een groot vuur
waardoor er lange schaduwen op de grotwand te zien zijn. De wereld buiten de grot is voor jou niet
waarneembaar, het enige wat je ziet zijn de schaduwen op de wand. Volgens Plato verhoudt de
waargenomen wereld zich tot de realiteit, de wereld van de ideeën, zoals de schaduwen op de wand.
Als we kennis willen vergaren moeten wij ons richten op de wereld van de ideeën die eeuwig en
onveranderlijk is.
Aristoteles ’s filosofie
Hij onderscheiden vier vormen waarop bewegen plaats kon vinden:
- Het ontstaan en vergaan van objecten (appel groeit en rot)
- Het veranderen van hoedanigheid (een rups verandert in een vlinder)
- Het veranderen in hoeveelheid (vermeerderen van zaad)
- Het veranderen van plaats (appel valt van de boom op de grond)
Om de natuur en de veranderingen daarin te duiden introduceerde hij de leer van de vier oorzaken
- De materiële oorzaak: Dit verwijst naar de materie waar iets van gemaakt is
- De formele oorzaak: Dit verwijst naar de essentie van iets, naar wat iets maakt tot wat het is
- De werkoorzaak: de mechanische oorzaak zoals brekend glas door een hamer die erop viel
- De doeloorzaak: Dit verwijst naar het doel van een object of gebeurtenis
De doeloorzaak is belangrijk, want Aristoteles beweerde namelijk dat heel de natuur een intrinsieke
doelgerichtheid kent. Levende natuur en levenloze natuur.
In de 16de en 17de eeuw ontstond er een nieuw denkkader, de mechanisering van de natuur. Je had
hierin vier grondleggers: Copernicus, Kepler, Galilei en Newton.
Copernicus
Copernicus bedacht dat de aarde niet het middelpunt van het heelal is. De aarde draait om de zon en
om zijn eigen as. Hij stelde dat planeten een cirkelbaan afleggen. Deze theorie leverde een
aanzienlijke wiskundige simplificatie op t.o.v. eerdere theorieën.
Hij had wel een aantal problemen:
- Dat de aarde om zijn eigen as draaide stookte niet met onze waarnemingen.
- Men redeneerde ook als je dan een steen van grote hoogte zo laten vallen dat de steen meer
naar t westen moest vallen omdat de aarde draaide.
