H3: Verschil fysisch en chemisch verschijnsel
Fysisch: omkeerbaar, verdeling stopt op molecule-niveau
Chemisch: onomkeerbaar, verdeling start op molecule-niveau
Aggregatietoestand = staat waarin een stof zich bevindt (uitgaan van een zuivere stof)
o Vast, vloeibaar en gas
o Fase = verschijnigsvorm
o Kristallijn: mooi geordende ionen
o Amorfe structuur: niet geordend volgens ruimtelijk patroon
Cohesie = aantrekking tss dezelfde soort moleculen
Adhesie = aantrekking tss moleculen v/e versch soort
Adsorptie = oppervlakteverschijnsel: moleculen hechten zich aan de opp v/e volume
o Adsorptie van giftige stoffen / giftige stoffen met een gasmasker
o Ontkleuren van opl
o Zuiveren van grondwater
o Wegvangen van kookluchtjes i/e afzuigkap
Absorptie = inwendig verschijnsel: moleculen dringen een volume binnen
Materie en zuivere stoffen
Heterogene mengsels (opgeloste deeltjes > 10-7)
o Verschillende stoffen zijn herkenbaar
o Rook, emulsie, suspensie
Homogene stoffen (opgeloste deeltjes < 10-7)
o Verschillende stoffen zijn niet herkenbaar
o Bruisende drank, legering, gasmengsel
Colloïdale mengsels (10-7 < opgeloste deeltjes > 10-9)
o Vet- of oliedruppels in water
Scheidingstechnieken
Homogeen
o Destillatie: dmv verdamping twee of meer stoffen in een oplossing te scheiden, gebaseerd op het verschil
in kookpunt van deze stoffen.
o Omkristallisatie: er wordt gebruik gemaakt van versch in oplosbaarheid bij vermarmen
o Extractie: stoffen afzonderen uit een bepaald materiaal op basis van oplosbaarheid
o Chromatografie: baseren op verschil in oplosbaarheid en adsorptievermogen
o Adsorptie
Heterogeen
o Ziften: grote en kleine deeltjes scheiden mbv een zeef (op basis van deeltjesgrootte)
o Filtratie: deeltjes scheiden mbv een filter (op basis van deeltjesgrootte)
o Decantatie: baseren op het verschil in massadichtheid.
o Centrifugatie: scheiden op basis van hun grootte, vorm, dichtheid, gemiddelde viscositeit en
rotorsnelheid dmv middelpuntvliegende kracht
o Extractie
Opbouw van de stof
Moleculen
o Zuivere stof: identieke moleculen
o Representatief voor zuivere stof
o Kunnen chemische reacties aangaan
Atomen
o Kleinste element
o Moleculen zijn opgebouwd uit 1 of meerdere atomen
Enkelvoudige stoffen: 1 atoomsoort
Samengestelde stoffen: verschillende atomen
Atomen
Bestaan uit positieve kernen en negatieve elektronen
, Bestanddelen: kerndeeltjes (protonen en neutronen) en elektronen (op de schil)
Afzonderlijk: elektrisch neutraal -> protonen = elektronen
Massagetal (A) = som vd protonen en neutronen
Atoomnummer (Z) = # p+ = # e-
#n=A–Z
Lading: uitgedrukt in elementaire ladingseenheden (e) -> 1 e = 1,6 * 10-19 C
Massa: uitgedrukt in atomaire massa eenheden (u) -> 1 u = 1,66 * 10 -27 kg
Isotopen
Van 1 element kunnen verschillende nucleotiden bestaan (nucleotide = atoomsoort met bep p + en n)
Zelfde Z: zelfde # p+ en e- / zelfde plaats in PSE / zelfde chemische eig
Versch A: versch # n / versch fysische eig / versch massa
Periodiek systeem de elementen
Atoombouw: kwantumgetal ‘n’ / max # e- per schil = 2n2
Elektronegativiteit (v/e atoom) = de relatieve waarde voor de aantrekkingskracht die een gebonden atoom
uitoefent op de bindingselektronen
Oxidatiegetal (OG)
o = aantal e- dat een atoom i/e binding naar zich toe trekt of van zich laat wegtrekken
o Komt overeen met de grootte vd lading die door dit atoom gedragen wordt
o Atomen afzonderlijk = neutraal -> OG = 0
o Atomen in een verbinding ≠ neutraal -> OG ≠ 0
Reacties
Wet van Lavoisier
o I/e gesloten systeem is de massa voor de reactie en na de reactie gelijk => BEHOUD VAN MASSA
Wet van Proust
o I/e verbinding komen atomen voor i/e cte massaverhouding die overeenkomen met een molverhouding
Wet van Gay-Lussac
o Bij chemische reactie tss gassen bestaat er een cte en eenvoudige verhouding tss de V vd reagerende
stoffen en reactieproducten
Ideale gaswet: pV = nRT
Molair V v/e gas (onder normale omstandigheden) = 22,4 L/mol
H4: Concentratietermen
Mol = maat voor # deeltjes v/e stof (grootheid voor hoeveelheid materie) => 6,022 * 10 23 deeltjes
Molaire massa = massa van 1 mol atomen
Concentratiebegrippen
o Solvens (s) = oplosmiddel
o Dissolutus (d) = opgeloste stof
o Solutio (S) = oplossing
Dichtheid = # gram opgelost per mL
Massaprocent = # opeloste stof per 100g oplossing
Massa-volumeprocent = # opgeloste stop per 100mL oplossing
Volumeprocent = # mL opgelosste stop met 100mL oplossing
Molaire fractie = # mol van 1 vd stoffen id oplossing in verhouding tot het totaal # mol in de oplossing (0-1)
Ppm = parts per million (mg/L)
Molariteit = geeft aan hoeveel mol opgeloste stof in 1L oplossing zit
Molaliteit = # mol opgeloste stof per kg oplosmiddel
Normaliteit = geeft aan hoeveel gramequivalent v/e stof er zijn opgelost in 1L oplossing
Het aantal mol of gram opgeloste stof veranderd niet bij verdunnen door toevoeging van water
Limited reagens = het reagens dat tijdens een reactie volledog wordt opgebruikt
Rendement = de werkelijke opbrengst tov de theoretische opbrengst
H7: stofklassen
Zuren
HZ
Z is de zuurrest
Splitsen H+ af -> protondonor (1 of meerdere uitwisselbare H+-ionen)
, Ionisatieschema: HZ -> H+ + Z- Binaire zuren HCl 2 elementen
Binair: H(nM) / ternair: H(nM)O Orthozuren H2SO4
Methazuren HPO3 1 H2O onttrokken v/e orthozuur
Basen – hydroxiden Dizuren H2S2O7 1 H2O onttrokken uit 2 zuren
MOH
Thiozuren H2S2O3 O- -> S-atoom
Basische eig wordt toegekend aan aanw v OH-
Peroxozuren H2SO5 O-O-binding
ionen in waterige opl
Peroxidizuren H2S2O8 1 H2O onttrokken tss ternair en peroxozuur
Hydroxiden dissociëren in ionen als ze
opgelost worden in water
Protonacceptor
Oxiden
MO / (nM)O
Binaire verbindingen: metaal of niet-metaal met zuurstof = neutraal -> slechts 2 elementen
Soorten: zuurvormende, basevormende, amfotere (soms zuur soms base/kan dus beide), indifferente(geen zuur,
noch base en reageren niet met water), peroxiden (2 zuurstofatomen)
Zouten
MZ
Bestaat uit positief ion (metaal) en negatief ion (niet-metaal -> zuurrest)
Neutrale verbindingen ontstaan door reactie van zuur en base
o H+ + OH- -> H2O
o HCl + NaOH -> NaCl + H2O
Ionrooster
o Geleid geen stroom
o Geleid wel stroom opgelost in water
Zuurteraad
o Neturaal zout
o Zuur zout (bevat nog H): niet alle zuurfuncties werden vervangen door M
o Basisch zout (bevat nog OH): niet alle basefuncties werden vervangen door Z
Vormend zuur
o Binair zout: 2 versch elementen (-ide)
o Ternair zout: 3 versch elementen (-aat)
Dubbel zout
o 2 zouten die samen uitkristaliseren
o Samengesteld uit 2 zouten
o Bevat 2 versch soorten metalen
H8: Formule- en naamgeving
Zuren
Binaire zuren
o Waterstof + verkorte wet naam nM + IDE O4 -AAT / PER…
o HCl = waterstofchloride AAT
Ternaire zuren O3 -IET
o Orthozuren: waterstof + verkorte wet naam nM + AAT, IET, HYPO…IET, PER…AAT O2 HYPER…IET
Uitz: zuren met Cl, Br en I (bv HClO3 = waterstofchloraat)
Basen: naam element + hydroxide
Oxiden: naam element + oxide
Zouten: naam M + naam zuurrest
H9: Chemische functies + reacties
Reactievergelijkingen
In een gesloten systeem: BEHOUD VAN MASSA
Reagentie -> reactieproducten
Reactie uitbalanceren