Geschiedenis Tijdvak 3
Paragraaf 1
De stichter van de islam is Mohammed:
Arabische handelaar.
Uitgekozen door Allah als profeet. (vanaf 610)
Was een geestelijk en wereldlijk machthebber. (Kalief)
Vanuit mekka verdreven naar medina (622), daar ontstond de islamitische staat, Mekka gaf
in 630 ook aan hem over. In 622 begint de Islamitische jaartelling.
Jihad (de heilige strijd):
Innerlijke strijd om een goede moslim te zijn, en om de islam te verdedigen.
Verplichting om de islam te verspreiden.
Kaliefen: Opvolgers van Mohammed, breidden Islamitische staat uit tot groot Arabisch rijk.
Verspreiding van de Islam kwam mede door:
Islam werd de basis van het bestuur
Tolerantie naar het jodendom en het christendom
Zwakke aangrenzende rijken
Jihad
632-650 –> Arabische legers veroverden Syrië, Palestina, Egypte (Byzantijnse rijk) en het Perzische
rijk.
In 650 viel vervolgens de Arabische expansie stil door burgeroorlogen binnen het Kalifaat.
Later gingen de legers weer door met gebieden veroveren en ze kwamen zelfs tot Europa.
Reden van de snelle Arabische veroveringen:
Ze waren militair erg sterk. (konden snel verplaatsen op paarden en kamelen)
Hadden door de Islam hun verdeeldheid overwonnen.
Deel van de overwonnen volken bekeerde zich en hielp bij de veroveringen.
Het Arabische rijk viel in de 10e eeuw uiteen door dat er kleine staten ontstonden die bestuurd
werden door vorsten, deze noemde zichzelf emir of sultan. Kalief Bagdad had weinig meer te
vertellen.
De delen van het de Arabische wereld bleven nog wel economisch en cultuur verbonden:
Bloeiende Arabische beschaving.
Arabische schrift.
Arabisch als hoofdtaal.
Islam als staatsgodsdienst.
Architectuur: Moskeeën en paleizen. (veel wiskundige patronen, caligrafie)
Kernideeën van de Islam (5 pijlers)
1) Het Uitspreken van Gods belijdenis
2) 5 keer per dag bidden.
3) Rijkdom delen
4) Vasten tijdens de Ramadan
5) 1 keer in je leven naar Mekka
De Islam is een monotheïstische godsdienst, er is maar 1 god.
, Paragraaf 2
Landbouwstedelijke samenleving verdween in de vroege middeleeuwen –> van 500 tot 1000 was er
een landbouwsamenleving.
Vanaf de 3e eeuw –> handel en nijverheid namen af, bevolking kromp.
Reden van de achteruitgang:
1) Instorting van het Romeinse rijk en de Germaanse invasies.
2) Overheid kon hierdoor geen veiligheid meer bieden, dus er was veel geld.
3) Productie ging omlaag dus de overheid kon minder belasting heffen, konden ambtenaren en
militairen slechter betalen –> Staatsapparaat stortte nog meer in en nog meer onveiligheid.
Door dat geld schaarser werd verdween veel handel, maar het verdween niet allemaal. Er was nog
handel bij het oost-zee gebied en het middellandse zeegebied. Daarbij was er nog ruilhandel en
waren er nog lokale markten.
Internationale handel verdween door dat al het geld naar het leger ging waardoor de wegen erg
slecht werden.
Plattelandsgemeenschappen waren autarkisch, ze maakten zelf wat ze nodig hadden en dreven
nauwelijks handel met de buitenwereld. Ze hadden zelfvoorzienende landbouw.
Een Hofstelsel is een landbouwstelsel waarbij horige boeren op een autarkisch domein gebonden zijn
aan een heer of klooster.
Ontstaan van hofstelsels:
1) Het gaat slecht met het leger –> Er word veel geld in gestoken.
2) Boeren moeten daardoor teveel belasting betalen.
3) Boeren trekken naar rijkere boeren op het platteland voor bescherming tegen roversbendes.
4) In ruil voor bescherming en landbouwgrond –> boeren moeten een deel van hun oogst
afstaan en herendiensten uitvoeren voor een lage edelman of klooster.
De boeren op een hofstelsel waren horig –> Ze zijn halfvrije boeren (Niet echt vrij maar ook geen
slaaf), die hun land niet mogen verlaten.
Een hof/ domein bestaat uit:
Het Vroonland: Beheerd door de heer en onderhouden door horigen. (herendienst)
Het Hoevenland: Beheerd en gebruikt door horigen.
Paragraaf 3
In 500 waren in heel West-Europa Germaanse koninkrijken ontstaan. Koningen waren vaak niet meer
dan stamhoofden die met hun medestrijders heersten over een klein gebied.
De Franken heersten over een niet-Germaanse bevolking, ze namen de taal en gewoontes over.
In andere delen van West-Europa pasten de Germaanse heerser zich ook aan.
Germaanse koningen volgden bijvoorbeeld het Romeinse voorbeeld en benoemden hertogen en
graven om hun rijk te besturen.
Clovis (koning van de Salische franken) liet als een van de eerste Germaanse vorsten het
gewoonterecht van zijn volk opschrijven:
Een eenvoudige Salische wet die vooral strafrecht was. Deze weet schreef schadevergoeding voor bij
diefstal, beledeging of beschadiging van eigendom. Hoe belangrijke het slachtoffer, hoe hoger de
boete.
Paragraaf 1
De stichter van de islam is Mohammed:
Arabische handelaar.
Uitgekozen door Allah als profeet. (vanaf 610)
Was een geestelijk en wereldlijk machthebber. (Kalief)
Vanuit mekka verdreven naar medina (622), daar ontstond de islamitische staat, Mekka gaf
in 630 ook aan hem over. In 622 begint de Islamitische jaartelling.
Jihad (de heilige strijd):
Innerlijke strijd om een goede moslim te zijn, en om de islam te verdedigen.
Verplichting om de islam te verspreiden.
Kaliefen: Opvolgers van Mohammed, breidden Islamitische staat uit tot groot Arabisch rijk.
Verspreiding van de Islam kwam mede door:
Islam werd de basis van het bestuur
Tolerantie naar het jodendom en het christendom
Zwakke aangrenzende rijken
Jihad
632-650 –> Arabische legers veroverden Syrië, Palestina, Egypte (Byzantijnse rijk) en het Perzische
rijk.
In 650 viel vervolgens de Arabische expansie stil door burgeroorlogen binnen het Kalifaat.
Later gingen de legers weer door met gebieden veroveren en ze kwamen zelfs tot Europa.
Reden van de snelle Arabische veroveringen:
Ze waren militair erg sterk. (konden snel verplaatsen op paarden en kamelen)
Hadden door de Islam hun verdeeldheid overwonnen.
Deel van de overwonnen volken bekeerde zich en hielp bij de veroveringen.
Het Arabische rijk viel in de 10e eeuw uiteen door dat er kleine staten ontstonden die bestuurd
werden door vorsten, deze noemde zichzelf emir of sultan. Kalief Bagdad had weinig meer te
vertellen.
De delen van het de Arabische wereld bleven nog wel economisch en cultuur verbonden:
Bloeiende Arabische beschaving.
Arabische schrift.
Arabisch als hoofdtaal.
Islam als staatsgodsdienst.
Architectuur: Moskeeën en paleizen. (veel wiskundige patronen, caligrafie)
Kernideeën van de Islam (5 pijlers)
1) Het Uitspreken van Gods belijdenis
2) 5 keer per dag bidden.
3) Rijkdom delen
4) Vasten tijdens de Ramadan
5) 1 keer in je leven naar Mekka
De Islam is een monotheïstische godsdienst, er is maar 1 god.
, Paragraaf 2
Landbouwstedelijke samenleving verdween in de vroege middeleeuwen –> van 500 tot 1000 was er
een landbouwsamenleving.
Vanaf de 3e eeuw –> handel en nijverheid namen af, bevolking kromp.
Reden van de achteruitgang:
1) Instorting van het Romeinse rijk en de Germaanse invasies.
2) Overheid kon hierdoor geen veiligheid meer bieden, dus er was veel geld.
3) Productie ging omlaag dus de overheid kon minder belasting heffen, konden ambtenaren en
militairen slechter betalen –> Staatsapparaat stortte nog meer in en nog meer onveiligheid.
Door dat geld schaarser werd verdween veel handel, maar het verdween niet allemaal. Er was nog
handel bij het oost-zee gebied en het middellandse zeegebied. Daarbij was er nog ruilhandel en
waren er nog lokale markten.
Internationale handel verdween door dat al het geld naar het leger ging waardoor de wegen erg
slecht werden.
Plattelandsgemeenschappen waren autarkisch, ze maakten zelf wat ze nodig hadden en dreven
nauwelijks handel met de buitenwereld. Ze hadden zelfvoorzienende landbouw.
Een Hofstelsel is een landbouwstelsel waarbij horige boeren op een autarkisch domein gebonden zijn
aan een heer of klooster.
Ontstaan van hofstelsels:
1) Het gaat slecht met het leger –> Er word veel geld in gestoken.
2) Boeren moeten daardoor teveel belasting betalen.
3) Boeren trekken naar rijkere boeren op het platteland voor bescherming tegen roversbendes.
4) In ruil voor bescherming en landbouwgrond –> boeren moeten een deel van hun oogst
afstaan en herendiensten uitvoeren voor een lage edelman of klooster.
De boeren op een hofstelsel waren horig –> Ze zijn halfvrije boeren (Niet echt vrij maar ook geen
slaaf), die hun land niet mogen verlaten.
Een hof/ domein bestaat uit:
Het Vroonland: Beheerd door de heer en onderhouden door horigen. (herendienst)
Het Hoevenland: Beheerd en gebruikt door horigen.
Paragraaf 3
In 500 waren in heel West-Europa Germaanse koninkrijken ontstaan. Koningen waren vaak niet meer
dan stamhoofden die met hun medestrijders heersten over een klein gebied.
De Franken heersten over een niet-Germaanse bevolking, ze namen de taal en gewoontes over.
In andere delen van West-Europa pasten de Germaanse heerser zich ook aan.
Germaanse koningen volgden bijvoorbeeld het Romeinse voorbeeld en benoemden hertogen en
graven om hun rijk te besturen.
Clovis (koning van de Salische franken) liet als een van de eerste Germaanse vorsten het
gewoonterecht van zijn volk opschrijven:
Een eenvoudige Salische wet die vooral strafrecht was. Deze weet schreef schadevergoeding voor bij
diefstal, beledeging of beschadiging van eigendom. Hoe belangrijke het slachtoffer, hoe hoger de
boete.
