Dubieus = twijfelachtig, bedenkelijk
Frontaal = aan de voorkant
Homogeen = gelijksoortig
Uitrichten = doen
Stijlfouten (2)
Dubbele ontkenning: je gebruikt twee ontkenningen waardoor je precies het tegenovergestelde
zegt van wat je bedoelt
Contaminatie: Je haalt twee woorden of uitdrukkingen door elkaar
H6
Woordenschat
Actualiseren = bijwerken
Adolescent = tiener
Alle zeilen bijzetten = alle middelen inzetten
Arsenaal = grote verzameling
Beamen = bevestigen
Ontvankelijk = vatbaar
Pleiten = een betoog houden
Relativeren = inzien dat iets betrekkelijk
Teisteren = veel last bezorgen
Zich buigen over = bestuderen
Lezen
H1
Alineaverbanden – verbindingsmanieren
Uitspraak-opsomming: ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen.. maar ook, ten
eerste, ten tweede
Uitspraak-tegenstelling: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds… anderzijds, daar
staat tegenover
Uitspraak-voorbeeld: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo
Middel-doel: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te…
Oorzaak-gevolg: daardoor, hierdoor, zodat, waardoor
Uitspraak-vergelijking: zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met
Uitspraak-reden: daarom, want, omdat, namelijk
Uitspraak-conclusie: dus, concluderend, hieruit volgt
Uitspraak-samenvatting: kortom, samenvattend, al met al
Uitspraak-voorwaarde: mits, als, indien, tenzij, op voorwaarde dat
20
Frontaal = aan de voorkant
Homogeen = gelijksoortig
Uitrichten = doen
Stijlfouten (2)
Dubbele ontkenning: je gebruikt twee ontkenningen waardoor je precies het tegenovergestelde
zegt van wat je bedoelt
Contaminatie: Je haalt twee woorden of uitdrukkingen door elkaar
H6
Woordenschat
Actualiseren = bijwerken
Adolescent = tiener
Alle zeilen bijzetten = alle middelen inzetten
Arsenaal = grote verzameling
Beamen = bevestigen
Ontvankelijk = vatbaar
Pleiten = een betoog houden
Relativeren = inzien dat iets betrekkelijk
Teisteren = veel last bezorgen
Zich buigen over = bestuderen
Lezen
H1
Alineaverbanden – verbindingsmanieren
Uitspraak-opsomming: ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen.. maar ook, ten
eerste, ten tweede
Uitspraak-tegenstelling: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds… anderzijds, daar
staat tegenover
Uitspraak-voorbeeld: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo
Middel-doel: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te…
Oorzaak-gevolg: daardoor, hierdoor, zodat, waardoor
Uitspraak-vergelijking: zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met
Uitspraak-reden: daarom, want, omdat, namelijk
Uitspraak-conclusie: dus, concluderend, hieruit volgt
Uitspraak-samenvatting: kortom, samenvattend, al met al
Uitspraak-voorwaarde: mits, als, indien, tenzij, op voorwaarde dat
20