Samenvatting Spelling hoofdstuk 1 t/m 6 (Nederlands op Niveau vwo 3)

 Regels voor samentrekkingen:
 Het weggelaten woord moet in allebei de zinnen bij zinsontleding hetzelfde zinsdeel zijn
 Het weggelaten woord moet in beide zinnen bij woordsoortbenoeming dezelfde
woordsoort zijn
 Het weggelaten woord moet in beide zinnen hetzelfde betekenen
 Als deze regels niet gevolgd worden is er sprake van een foutieve samentrekking
 Dit kopje is mooi en wil ik kopen
In de eerste zin is ‘dit kopje’ onderwerp en in de tweede lijdend voorwerp. Dus is
het een foutieve samentrekking
 Jij hebt hoofpijn en een blessure aan je been opgelopen
In de eerste zin is ‘heeft’ een zww en in de tweede een hww. Dit is dus een
foutieve samentrekking
 Ik breng je eerst naar huis en daarna in een hotel de nacht door
In de eerste zin heeft ‘breng’ een andere betekenis dan in de tweede

H5
Hoofd- en bijzinnen
 Een samengestelde zin kan bestaan uit twee hoofzinnen of een hoofdzin en een bijzin
 Bij een nevenschikking ontleed je beide hoofdzinnen
 Bij een onderschikking ontleed je alleen de hoofdzin en benoem je de bijzin als zinsdeel van de
hoofdzin
 Meervoudig samengestelde zin = een zin die uit meer dan twee hoofdzinnen of uit een hoofdzin
en meerdere bijzinnen is opgebouwd
 Je kunt te weten komen uit hoeveel delen een zin is opgebouwd door het aantal persoonsvormen
te tellen
 De regels voor ontleding van meervoudig samengestelde zinnen zijn het zelfde als bij normale
samengestelde zinnen

H6
Geen nieuwe stof

Spelling
H1
Werkwoorden




14