Zintuigen, hersenen en beweging I
Geneeskunde 2021-2022 | Romy de Lange
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: bouw en algemene organisatie CZS, vaten en vliezen ............................................................... 3
Kennisclip: liquorproductie en liquorcirculatie ................................................................................................. 8
Hoorcollege 2: de ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel ...................................................................... 10
Patiëntbespreking 1: de neurologische anamnese ......................................................................................... 16
Zelfstudie 2: voorbereiding practicum 1 ......................................................................................................... 17
Hoorcollege 3: het motorische systeem ......................................................................................................... 19
Zelfstudie 3: het motorische systeem ............................................................................................................. 25
Zelfstudie 4: receptoren en verwerking sensibele informatie ......................................................................... 26
Hoorcollege 4: corticale functies .................................................................................................................... 27
Hoorcollege 5: verlamming 1 .......................................................................................................................... 31
Zelfstudie 5: casussen over verlamming ......................................................................................................... 32
Hoorcollege 6: epidurale en subdurale bloedingen ........................................................................................ 34
Patiëntbespreking 2: subarachnoïdale bloeding ............................................................................................. 37
Hoorcollege 7: verlamming 2 .......................................................................................................................... 40
Patiëntbespreking 3: revalidatie na hersenletsel ............................................................................................ 43
Zelfstudie 6: lokalisatie van corticale functies ................................................................................................ 44
Zelfstudie 7: casussen over focale uitval ........................................................................................................ 46
Hoorcollege 8: neuronen: bouwstenen van het zenuwstelsel ........................................................................ 48
Hoorcollege 9: neuronen: bouwstenen van het zenuwstelsel II ...................................................................... 52
Hoorcollege 10: communicatie tussen neuronen ........................................................................................... 54
Zelfstudie 8: bouw en functie neuronen ......................................................................................................... 57
Zelfstudie 10: prikkeloverdracht tussen cellen, de synaps .............................................................................. 60
Hoorcollege 11: geneesmiddelen en het perifere zenuwstelsel ...................................................................... 62
E-module neuromusculaire spierrelaxantia .................................................................................................... 66
Hoorcollege 12: focale uitval .......................................................................................................................... 68
1
,Zelfstudie 11: voorbereiding werkgroep 1 ...................................................................................................... 70
Werkgroep 1: synaptische transmissie ........................................................................................................... 73
Interactief college 1: descenderende en ascenderende baansystemen I ........................................................ 74
Zelfstudie 12: organisatie van de hersenstam ................................................................................................ 80
Kennisclip: Hornersyndroom .......................................................................................................................... 84
Zelfstudie 13: casussen aandoeningen van hersenstam en ruggenmerg ......................................................... 86
Hoorcollege 13: hersenzenuwuitval ............................................................................................................... 88
Hoorcollege 14: bewustzijnsstoornissen ........................................................................................................ 92
Hoorcollege 15: extrapiramidale aandoeningen (bewegingsstoornissen) ....................................................... 96
Interactief college 2: descenderende en ascenderende baansystemen II ..................................................... 101
Hoorcollege 16: cerebellum en basale kernen .............................................................................................. 105
Patiëntbespreking 4: cerebellair syndroom .................................................................................................. 110
Zelfstudie 14: selectiviteit van neurofarmaca ............................................................................................... 111
Zelfstudie 15: rol van het cerebellum en de basale kernen op de motoriek.................................................. 113
Zelfstudie 17 en interactief college 3: receptoren en farmacodynamiek ...................................................... 114
Hoorcollege 18: psychiatrie en hersenen (en schizofrenie) ........................................................................... 116
Hoorcollege 19: farmacologie en het centrale zenuwstelsel ......................................................................... 119
Zelfstudie 18: beschrijvende statistiek ......................................................................................................... 126
Werkcollege 1: schizofrenie en stemmingsstoornissen................................................................................. 128
Werkgroep 3/zelfstudie 19: schizofrenie ...................................................................................................... 129
Zelfstudie 20: stemmingsstoornissen ........................................................................................................... 131
Interactief college 4: farmacotherapie bij ziekte van het zenuwstelsel ........................................................ 131
Werkcollege 3: epilepsie .............................................................................................................................. 132
Werkgroep 4: angststoornissen .................................................................................................................... 133
2
,Hoorcollege 1: bouw en algemene organisatie CZS, vaten en vliezen
Het zenuwstelsel kan ingedeeld worden in twee delen:
1. Het centraal zenuwstelsel: de structuren die binnen de schedel en wervelkolom liggen
o De hersenen: encephalon
o Het ruggenmerg: myelum
2. Het perifeer zenuwstelsel: de structuren die buiten de schedel en wervelkolom liggen
o De hersenzenuwen: nervi craniales
o De ruggenmergzenuwen: nervi spinales
o De sensibele en autonome ganglia
Zenuwen kunnen worden onderverdeeld in twee soorten:
1. De afferente zenuwen lopen naar het centrale zenuwstelsel toe, ze zijn dus aanvoerend.
o Somatische zenuwen geven sensorische informatie door vanuit bijvoorbeeld de huid en
spieren naar het zenuwstelsel
o Viscerale zenuwen geven sensorische informatie door vanuit de organen.
2. De efferente zenuwen zorgen voor motorische uitput. Deze zenuwen lopen vanuit het CZS
naar spieren of klieren.
o Somatomotorische zenuwen zorgen voor de willekeurige aansturing van spieren en
skeletspieren
o Visceromotorische zenuwen zorgen voor de autonome aansturing van gladde spieren,
klieren en de hartspier
Het centraal zenuwstelsel bestaat uit de volgende onderdelen:
▪ Twee cerebrale hemisferen: de grote hersenen. De hersenen bestaan dus uit twee
hersenhelften
▪ Diencephalon: de tussenhersenen
▪ Mesencephalon: de middenhersenen
▪ Pons en cerebellum: deze hebben dezelfde embryonale oorsprong
▪ Medulla: maakt nog deel uit van de hersenen
▪ Ruggenmerg
Het mesencephalon, de pons en de medulla vormen samen de hersenstam.
3
, Hersenvliezen
De hersenen zijn omgeven door hersenvliezen: de
meningen.
1. De dura mater is het buitenste, harde
hersenvlies. Deze ligt tegen de schedel aan.
▪ De dura mater bestaat uit een endostaal blad
(botvlies dat tegen de schedel ligt) en een
meningeaal blad (helemaal vergroeid met
het endostale blad)
▪ Op een aantal plekken is er een ruimte
tussen deze twee bladen waarin heel grote
venen lopen, dit zijn de veneuze sinussen
▪ De oppervlakkige venen die bloed
verzamelen vanuit de hersenen, de dura
ingaan en uitmonden in een veneuze sinus
worden de ankervenen genoemd
2. De arachnoïdea is een zacht hersenvlies: spinnenwebvlies
▪ In de arachnoïdea bevindt zich de subachnoidale ruimte. In deze ruimte lopen
oppervlakkige bloedvaten en hij bevat liquor cerebrospinalis (hersenvloeistof)
3. De pia mater is het binnenste, ook een zacht hersenvlies
De dura mater wordt van bloed voorzien door de aa.
meningeae, dit zijn de arteriën die tussen de dura en de
schedel in lopen. De grootste van deze arteriën is de
arteria meningea media. Deze arterie komt binnen in de
schedel ter plaatse van de slaap, wat een zwakke plek is
in de schedel omdat hier verschillende schedelbotten
samenkomen. Een trauma kan een ruptuur van deze
arterie veroorzaken. Het bloed kan zich dan ophopen
tussen de dura en de schedel, wat een epidurale
bloeding wordt genoemd. Het bloed hoopt zich dan op,
waardoor de hersenen worden verdrukt richting het
achterhoofdsgat, waardoor de hersenstam in
verdrukking raakt. Een epidurale bloeding lijkt qua vorm
op een citroen.
Als een ankervene barst ontstaat er een subdurale bloeding. Er hoopt zich dan bloed op tussen de
arachnoïdea en de dura mater. Ook hierbij zal compressie van de hersenstam optreden, maar deze
bloeding verloopt wel een stuk trager dan een epidurale bloeding, omdat de druk in de venen lager is
dan in arteriën. Een subdurale bloeding lijkt qua vorm op een banaan. Bij ouderen treedt relatief
makkelijk een subduraal hematoom op door cerebrale atrofie en toegenomen veneuze
kwetsbaarheid. Uitlokkende factoren zijn: anticoagulantia, stollingsstoornissen, alcoholisme en
epilepsie.
4
Geneeskunde 2021-2022 | Romy de Lange
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: bouw en algemene organisatie CZS, vaten en vliezen ............................................................... 3
Kennisclip: liquorproductie en liquorcirculatie ................................................................................................. 8
Hoorcollege 2: de ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel ...................................................................... 10
Patiëntbespreking 1: de neurologische anamnese ......................................................................................... 16
Zelfstudie 2: voorbereiding practicum 1 ......................................................................................................... 17
Hoorcollege 3: het motorische systeem ......................................................................................................... 19
Zelfstudie 3: het motorische systeem ............................................................................................................. 25
Zelfstudie 4: receptoren en verwerking sensibele informatie ......................................................................... 26
Hoorcollege 4: corticale functies .................................................................................................................... 27
Hoorcollege 5: verlamming 1 .......................................................................................................................... 31
Zelfstudie 5: casussen over verlamming ......................................................................................................... 32
Hoorcollege 6: epidurale en subdurale bloedingen ........................................................................................ 34
Patiëntbespreking 2: subarachnoïdale bloeding ............................................................................................. 37
Hoorcollege 7: verlamming 2 .......................................................................................................................... 40
Patiëntbespreking 3: revalidatie na hersenletsel ............................................................................................ 43
Zelfstudie 6: lokalisatie van corticale functies ................................................................................................ 44
Zelfstudie 7: casussen over focale uitval ........................................................................................................ 46
Hoorcollege 8: neuronen: bouwstenen van het zenuwstelsel ........................................................................ 48
Hoorcollege 9: neuronen: bouwstenen van het zenuwstelsel II ...................................................................... 52
Hoorcollege 10: communicatie tussen neuronen ........................................................................................... 54
Zelfstudie 8: bouw en functie neuronen ......................................................................................................... 57
Zelfstudie 10: prikkeloverdracht tussen cellen, de synaps .............................................................................. 60
Hoorcollege 11: geneesmiddelen en het perifere zenuwstelsel ...................................................................... 62
E-module neuromusculaire spierrelaxantia .................................................................................................... 66
Hoorcollege 12: focale uitval .......................................................................................................................... 68
1
,Zelfstudie 11: voorbereiding werkgroep 1 ...................................................................................................... 70
Werkgroep 1: synaptische transmissie ........................................................................................................... 73
Interactief college 1: descenderende en ascenderende baansystemen I ........................................................ 74
Zelfstudie 12: organisatie van de hersenstam ................................................................................................ 80
Kennisclip: Hornersyndroom .......................................................................................................................... 84
Zelfstudie 13: casussen aandoeningen van hersenstam en ruggenmerg ......................................................... 86
Hoorcollege 13: hersenzenuwuitval ............................................................................................................... 88
Hoorcollege 14: bewustzijnsstoornissen ........................................................................................................ 92
Hoorcollege 15: extrapiramidale aandoeningen (bewegingsstoornissen) ....................................................... 96
Interactief college 2: descenderende en ascenderende baansystemen II ..................................................... 101
Hoorcollege 16: cerebellum en basale kernen .............................................................................................. 105
Patiëntbespreking 4: cerebellair syndroom .................................................................................................. 110
Zelfstudie 14: selectiviteit van neurofarmaca ............................................................................................... 111
Zelfstudie 15: rol van het cerebellum en de basale kernen op de motoriek.................................................. 113
Zelfstudie 17 en interactief college 3: receptoren en farmacodynamiek ...................................................... 114
Hoorcollege 18: psychiatrie en hersenen (en schizofrenie) ........................................................................... 116
Hoorcollege 19: farmacologie en het centrale zenuwstelsel ......................................................................... 119
Zelfstudie 18: beschrijvende statistiek ......................................................................................................... 126
Werkcollege 1: schizofrenie en stemmingsstoornissen................................................................................. 128
Werkgroep 3/zelfstudie 19: schizofrenie ...................................................................................................... 129
Zelfstudie 20: stemmingsstoornissen ........................................................................................................... 131
Interactief college 4: farmacotherapie bij ziekte van het zenuwstelsel ........................................................ 131
Werkcollege 3: epilepsie .............................................................................................................................. 132
Werkgroep 4: angststoornissen .................................................................................................................... 133
2
,Hoorcollege 1: bouw en algemene organisatie CZS, vaten en vliezen
Het zenuwstelsel kan ingedeeld worden in twee delen:
1. Het centraal zenuwstelsel: de structuren die binnen de schedel en wervelkolom liggen
o De hersenen: encephalon
o Het ruggenmerg: myelum
2. Het perifeer zenuwstelsel: de structuren die buiten de schedel en wervelkolom liggen
o De hersenzenuwen: nervi craniales
o De ruggenmergzenuwen: nervi spinales
o De sensibele en autonome ganglia
Zenuwen kunnen worden onderverdeeld in twee soorten:
1. De afferente zenuwen lopen naar het centrale zenuwstelsel toe, ze zijn dus aanvoerend.
o Somatische zenuwen geven sensorische informatie door vanuit bijvoorbeeld de huid en
spieren naar het zenuwstelsel
o Viscerale zenuwen geven sensorische informatie door vanuit de organen.
2. De efferente zenuwen zorgen voor motorische uitput. Deze zenuwen lopen vanuit het CZS
naar spieren of klieren.
o Somatomotorische zenuwen zorgen voor de willekeurige aansturing van spieren en
skeletspieren
o Visceromotorische zenuwen zorgen voor de autonome aansturing van gladde spieren,
klieren en de hartspier
Het centraal zenuwstelsel bestaat uit de volgende onderdelen:
▪ Twee cerebrale hemisferen: de grote hersenen. De hersenen bestaan dus uit twee
hersenhelften
▪ Diencephalon: de tussenhersenen
▪ Mesencephalon: de middenhersenen
▪ Pons en cerebellum: deze hebben dezelfde embryonale oorsprong
▪ Medulla: maakt nog deel uit van de hersenen
▪ Ruggenmerg
Het mesencephalon, de pons en de medulla vormen samen de hersenstam.
3
, Hersenvliezen
De hersenen zijn omgeven door hersenvliezen: de
meningen.
1. De dura mater is het buitenste, harde
hersenvlies. Deze ligt tegen de schedel aan.
▪ De dura mater bestaat uit een endostaal blad
(botvlies dat tegen de schedel ligt) en een
meningeaal blad (helemaal vergroeid met
het endostale blad)
▪ Op een aantal plekken is er een ruimte
tussen deze twee bladen waarin heel grote
venen lopen, dit zijn de veneuze sinussen
▪ De oppervlakkige venen die bloed
verzamelen vanuit de hersenen, de dura
ingaan en uitmonden in een veneuze sinus
worden de ankervenen genoemd
2. De arachnoïdea is een zacht hersenvlies: spinnenwebvlies
▪ In de arachnoïdea bevindt zich de subachnoidale ruimte. In deze ruimte lopen
oppervlakkige bloedvaten en hij bevat liquor cerebrospinalis (hersenvloeistof)
3. De pia mater is het binnenste, ook een zacht hersenvlies
De dura mater wordt van bloed voorzien door de aa.
meningeae, dit zijn de arteriën die tussen de dura en de
schedel in lopen. De grootste van deze arteriën is de
arteria meningea media. Deze arterie komt binnen in de
schedel ter plaatse van de slaap, wat een zwakke plek is
in de schedel omdat hier verschillende schedelbotten
samenkomen. Een trauma kan een ruptuur van deze
arterie veroorzaken. Het bloed kan zich dan ophopen
tussen de dura en de schedel, wat een epidurale
bloeding wordt genoemd. Het bloed hoopt zich dan op,
waardoor de hersenen worden verdrukt richting het
achterhoofdsgat, waardoor de hersenstam in
verdrukking raakt. Een epidurale bloeding lijkt qua vorm
op een citroen.
Als een ankervene barst ontstaat er een subdurale bloeding. Er hoopt zich dan bloed op tussen de
arachnoïdea en de dura mater. Ook hierbij zal compressie van de hersenstam optreden, maar deze
bloeding verloopt wel een stuk trager dan een epidurale bloeding, omdat de druk in de venen lager is
dan in arteriën. Een subdurale bloeding lijkt qua vorm op een banaan. Bij ouderen treedt relatief
makkelijk een subduraal hematoom op door cerebrale atrofie en toegenomen veneuze
kwetsbaarheid. Uitlokkende factoren zijn: anticoagulantia, stollingsstoornissen, alcoholisme en
epilepsie.
4