Week 1
Goederenrecht = Wetgeving en rechtspraak ten aanzien van het vermogensrecht
met een sterk nationaal karakter.
Privaatrecht = Personenrecht en Vermogensrecht
Personenrecht = Personen- en familierecht & Rechtspersonenrecht
Natuurlijk persoon = Iemand die rechten en plichten heeft.
Privaatrechtelijke rechtspersonen = Een BV, NV, vereniging, coöperatie,
onderlinge waarborgmaatschappij en stichting.
(Artikel 2:3 BW)
Publiekrechtelijke rechtspersonen = de Staat der Nederlanden, gemeenten,
kerkgenootschappen met rechtspersoonlijkheid.
(Artikel 2:1 BW en Artikel 2:2 BW)
Een natuurlijk persoon en een rechtspersoon staan wat betreft het vermogensrecht
gelijk aan elkaar, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.
(Artikel 2:5 BW)
Vermogensrechten (Goederenrecht en Verbintenissenrecht) =
Rechten die, hetzij afzonderlijk, hetzij tezamen met een ander recht
1. Overdraagbaar zijn
Of
2. Ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
Of
3. Verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijke voordeel
(Artikel 3:6 BW)
Goodwill is geen vermogensrecht.
Vermogen = Iemands op geld waardeerbare rechten en plichten.
Goederen = Alle zaken en vermogensrechten.
(Artikel 3:1 BW)
Zaken = 1. Voor menselijke beheersing vatbare (niet zee, lucht of ruimte)
2. Stoffelijke object (tastbaar object)
(Artikel 3:2 BW)
Hier vallen dus geen gedachten, merken of energie onder blijkt uit de
wetsgeschiedenis.
Iedere zaak is een goed, maar niet iedere goed een zaak (!)
Onroerende zaken Roerende zaken
(Artikel 3:3 Lid 1 BW) (Artikel 3:3 Lid 2 BW)
1. Grond Alle zaken die niet onroerend zijn.
2. Nog niet gewonnen delfstoffen
3. Met grond verenigde beplanting
4. Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn
verenigd of door vereniging met andere gebouwen of werken.
(Is het naar aard en inrichting bestemd om duurzaam ter
plaatse te blijven? De bedoeling van de bouwer)
(!) Water is nooit onroerend
1
Goederenrecht = Wetgeving en rechtspraak ten aanzien van het vermogensrecht
met een sterk nationaal karakter.
Privaatrecht = Personenrecht en Vermogensrecht
Personenrecht = Personen- en familierecht & Rechtspersonenrecht
Natuurlijk persoon = Iemand die rechten en plichten heeft.
Privaatrechtelijke rechtspersonen = Een BV, NV, vereniging, coöperatie,
onderlinge waarborgmaatschappij en stichting.
(Artikel 2:3 BW)
Publiekrechtelijke rechtspersonen = de Staat der Nederlanden, gemeenten,
kerkgenootschappen met rechtspersoonlijkheid.
(Artikel 2:1 BW en Artikel 2:2 BW)
Een natuurlijk persoon en een rechtspersoon staan wat betreft het vermogensrecht
gelijk aan elkaar, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.
(Artikel 2:5 BW)
Vermogensrechten (Goederenrecht en Verbintenissenrecht) =
Rechten die, hetzij afzonderlijk, hetzij tezamen met een ander recht
1. Overdraagbaar zijn
Of
2. Ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
Of
3. Verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijke voordeel
(Artikel 3:6 BW)
Goodwill is geen vermogensrecht.
Vermogen = Iemands op geld waardeerbare rechten en plichten.
Goederen = Alle zaken en vermogensrechten.
(Artikel 3:1 BW)
Zaken = 1. Voor menselijke beheersing vatbare (niet zee, lucht of ruimte)
2. Stoffelijke object (tastbaar object)
(Artikel 3:2 BW)
Hier vallen dus geen gedachten, merken of energie onder blijkt uit de
wetsgeschiedenis.
Iedere zaak is een goed, maar niet iedere goed een zaak (!)
Onroerende zaken Roerende zaken
(Artikel 3:3 Lid 1 BW) (Artikel 3:3 Lid 2 BW)
1. Grond Alle zaken die niet onroerend zijn.
2. Nog niet gewonnen delfstoffen
3. Met grond verenigde beplanting
4. Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn
verenigd of door vereniging met andere gebouwen of werken.
(Is het naar aard en inrichting bestemd om duurzaam ter
plaatse te blijven? De bedoeling van de bouwer)
(!) Water is nooit onroerend
1