Samenvatting Databanken (SQL) - werken met databases

THEORI DATABANKEN
E



Deel 1




HOOFDSTUK 1 – INLEIDENDE BEGRIPPEN
 Wat zijn databanken?
o Een databank of database is een gegevensverzameling, ingericht met het oog op flexibele
raadpleging en gebruik

 Gegevens bijhouden
o Redundantie
 Verschillende plaatsen gegevens bijhouden
o Inconsistent
 Gegevens zijn niet correct

 Oplossing:
o Maak verschillende tabellen
o Maak unieke kolommen  id

 Database gerichte benadering
o i.p.v. bestanden (vb. Excel) kan men ook een database gebruiken die door beide afdelingen
tegelijkertijd kan gebruiken

o Alle informatie die in de bestanden stond, wordt verdeeld over verschillende groepen =
entiteitstypes

o Door toepassing van normalisatietechnieken

o Deze entiteitstypes vormen ‘de objecten’

o Voordelen
 Gedeelde (=shared) data
 Alle applicaties kunnen gebruik maken van gegevens uit de databank




[NAAM VAN AUTEUR] 1

,  Geïntegreerd en samenhangend
 Alle gegevens zitten gecentraliseerd en gerelateerd
 Alle gegevens kunnen ze daar gaan halen
 Geringe redundantie
 Gegevens zitten niet meer dubbel gestockeerd (via bepaalde technieken
waaronder normalisatie komt men tot database-objecten zonder of met
redundantie)
 Data onafhankelijkheid
 De gegevens worden in de databank beschreven en niet in de applicatie
o Structuurwijziging van een database-object, vraagt geen aanpassing
van de applicatie
 Integratie (=correctheid) bewaken
 Beperkte redundantie
o Weinig inconsistenties
 Constraints (= beperkingen) inbouwen waardoor er automatische controles
worden ingebouwd
 Triggers inbouwen
 Veiligheidsbewaking
o Gegevens zitten gecentraliseerd  makkelijker te beveiligen
 Wie krijgt toegang?
 Wie mag welke handelingen uitvoeren op de database
 Vereenvoudigen van het opleggen van standaarden
o Vermits alles centraal staat kan je gemakkelijk afspraken maken rond
benamingen die je aan velden geeft
 vb. Familienaam steeds met een hoofdletter

 Database
o Geïntegreerde verzameling van gegevens
o Kan gemanipuleerd worden door één of meerdere gebruikers
o Bevat gegevens en metagegevens
o Zelf geen documentatie aanleggen  gebeurd automatisch

 DBMS
o Database management system
o De software die nodig is om de database te beheren en te gebruiken
DATABASE DMBS




o Software gebruiken
 Opvragen van gegevens door het schrijven van query’s
 Wijzigen van de inhoud
 Onderhoud
o Database beheren
 Definiëren en wijzigen van de database
 CREATE




[NAAM VAN AUTEUR] 2

,  ALTER
 DROP
 Beveiliging
 Transactiebeheer
 Gebruiksprofielen
o Data-administrator
 Centraal verantwoordelijk voor data
o Database-administrator
 Technisch verantwoordelijk voor implementatie en onderhoud van de database
o Toepassingsontwikkelaar
 De applicatiebouwer die de databank aanspreekt
o Eindgebruiker
 Gebruiker van de databank (via applicatie)

 Het relationeel model
o Een database is een geïntegreerde verzameling
o Tussen de objecten bestaan er verbanden
 Deze verbanden worden bepaald door het onderliggend datamodel
 Belangrijkste datamodel = relationeel
 Codd
 Ontwikkelde het relationele model op relationele algebra
 Model bestaat uit:
 Relaties
 Aantal operatoren om met relaties te werken
 Integriteitsregels om de correctheid van de data te garanderen
 Een relationele database wordt gebouwd volgens het relationele model

 De relationele database
o Een verzameling van relaties (=tabellen)
o De verbanden tussen die tabellen worden gelegd door vreemde sleutels
o Terminlogie:
 Tabel
 Kolom of attribuut
 Rij of tuple
 Attribuutwaarde
 Populatie
 De verzameling van concrete waarden van een attribuut
 Domein
 Bij elk attribuut hoort een verzameling van mogelijke waarden voor dat
attribuut
 Null-waarde
 Null is een term die vaak gebruikt wordt om een ontbrekende of onbekende
waarde aan te duiden

 Eigenschappen van een relationele tabel
o Een attribuut is atomair
 Op het snijpunt van een kolom en een rij kan maar één waarde staan
o Elke rij binnen een tabel is uniek
 Een tabel kan dus geen dubbele rijen bevatten




[NAAM VAN AUTEUR] 3

, o De rijen binnen een tabel hebben geen specifieke volgorde
 De volgorde van de rijen is van geen belang om een tabel te begrijpen
o Kolomnamen zijn uniek en de volgorde heeft geen betekenis

 Sleutelattributen
o Primaire sleutel
 Eigenschappen tabel
 Rijen uniek
 Uniciteit afgedwongen door primaire sleutel
 Een primaire sleutel is een attribuut of een combinatie van attributen dat/die een rij uit
de tabel op een unieke wijze gaat identificeren
o Alternatieve sleutel
 Soms zijn er meerdere attributen of combinaties van attributen kandidaat om primaire
sleutel te zijn
o Vreemde sleutel
 Synoniem = verwijssleutel
 Verband tussen twee tabellen
 Deze verwijst naar de primaire sleutel of unieke attribuutcombinatie van een andere
sleutel

 Integriteitsregels relationele model
o Key constraint
 De primaire sleutel moet uniek zijn en uniek blijven
o Entity integrity constraint
 De primaire sleutel moet steeds een geldige waarde hebben
o Referential integrity constraint
 De populatie van een verwijssleutel moet een deelverzameling zijn van de populatie
van de overeenkomstige primaire sleutel

 Wat is SQL?
o Structured Query Language
o Een taal om met een relationele DMBS te communiceren

 Eigenschappen van SQL
o Declaratieve taal
 Je geeft je instructie aan wat je wilt bereiken en niet de stappen die gezet moeten
worden
o Interactief gebruik
 Je geeft op het scherm je instructie en je krijgt onmiddellijk je antwoord
o Embedded gebruik
 Zelfstandig in gebruik

 Het ER-model
o Visuele/grafische voorstelling van een database model
o ER-diagram
 Entity relationship diagram
o Het diagram bestaat uit entiteitstypes en relatietypes
o Een entiteitstype is een eenheid van data




[NAAM VAN AUTEUR] 4