Taal, leerdoelen + vaardigheidsdoelen uitwerking april 2016
Leerdoelen
De student beschrijft welke onderzoeksinstrumenten en observatiemethoden gebruikt kunnen worden om
het niveau van verschillende aspecten (fonologie, semantiek, morfologie, syntaxis, pragmatiek) van de
taalontwikkeling te kunnen bepalen. Dit zijn:
• Schlichting Test voor Taalbegrip
• Schlichting Test voor Taalproductie-II
• TAK onderbouw
• Peadbody
De student beschrijft van bovenstaande instrumenten:
• Doelgroep
• Onderzochte taaldomeinen
• Toepassingsmogelijkheden
Onderzoek: Doelgroep Onderzochte taaldomeinen
Schlichting Test voor Kinderen van 2;0-7;0 jaar, bij wie een Semantiek, syntaxis, morfologie:
Taalbegrip achterstand in de ontwikkeling van het receptieve taalontwikkeling.
taalbegrip vermoed wordt.
Schlichting Test voor Kinderen van 2;0-7;0 jaar, bij wie een Semantiek (WO) en syntaxis (ZO)
Taalproductie-II achterstand in de ontwikkeling van de
taalproductie vermoed wordt.
TAK-onderbouw Kinderen van 4;0-9;0 jaar met het Mondeling vaardigheid in het Nederlands
Nederlands als moedertaal en als
tweede taal (NT2)
Peabody (semantiek) Kinderen en volwassenen van 2;3-90 Begrip van gesproken woorden
jaar met Nederlands als 1e taal,
mensen in gezondheidszorg en voor
mensen met Nederlands als NT2
Een meting is het instrument plus de meetprocedure.
Dus het instrument waarmee je de test aflegd en de manier waarop het betrouwbaar kan worden
afgenomen.
Het doel van meten:
Het cijfer (de score) moet antwoord geven op een vraag. Bijvoorbeeld:
– Begrijpt dit kind taal slechter dan zou moeten?
– Loopt de taalontwikkeling van dit kind achter?
– Hoe ernstig is de taalontwikkelingsstoornis?
, De student omschrijft de begrippen:
• Ruwe scores:
Som van het aantal correcte items.
Levert geen informatie op over prestatie in vergelijking met de normgroep.
• Standaard scores:
Wordt vanuit de ruwe score berekend via een tabel, kan je vergelijken met normgroep.
• Standaarddeviaties:
Standaardafwijking/spreiding van het gemiddelde. (Gemiddeld is tussen de 85 en 115)
• Percentielscores:
Percentiel scores zeggen hoebeel mensen van de normgroep boven of onder je staan.
• Quotiëntscores:
Verdeling waarvan het gemiddelde 100 is en de standaarddeviatie 15. In normtabellen lees je bij de
ruwe score, de quotiëntscore af.
WBQ = Woordbegripsquotiënt (Peabody)
WQ = Woordquotiënt (Schlichting Taalproductie)
ZQ = Zinsquotiënt (Schlichting Taalproductie)
TBQ = Taalbegripsquotiënt (Schlichting Taalbegrip)
• Citoscores
• Betrouwbaarheidsintervallen:
Een gebied van waarden dat een gegeven, hoge kans heeft de ware populatiewaarde te omvatten.
Leerdoelen
De student beschrijft welke onderzoeksinstrumenten en observatiemethoden gebruikt kunnen worden om
het niveau van verschillende aspecten (fonologie, semantiek, morfologie, syntaxis, pragmatiek) van de
taalontwikkeling te kunnen bepalen. Dit zijn:
• Schlichting Test voor Taalbegrip
• Schlichting Test voor Taalproductie-II
• TAK onderbouw
• Peadbody
De student beschrijft van bovenstaande instrumenten:
• Doelgroep
• Onderzochte taaldomeinen
• Toepassingsmogelijkheden
Onderzoek: Doelgroep Onderzochte taaldomeinen
Schlichting Test voor Kinderen van 2;0-7;0 jaar, bij wie een Semantiek, syntaxis, morfologie:
Taalbegrip achterstand in de ontwikkeling van het receptieve taalontwikkeling.
taalbegrip vermoed wordt.
Schlichting Test voor Kinderen van 2;0-7;0 jaar, bij wie een Semantiek (WO) en syntaxis (ZO)
Taalproductie-II achterstand in de ontwikkeling van de
taalproductie vermoed wordt.
TAK-onderbouw Kinderen van 4;0-9;0 jaar met het Mondeling vaardigheid in het Nederlands
Nederlands als moedertaal en als
tweede taal (NT2)
Peabody (semantiek) Kinderen en volwassenen van 2;3-90 Begrip van gesproken woorden
jaar met Nederlands als 1e taal,
mensen in gezondheidszorg en voor
mensen met Nederlands als NT2
Een meting is het instrument plus de meetprocedure.
Dus het instrument waarmee je de test aflegd en de manier waarop het betrouwbaar kan worden
afgenomen.
Het doel van meten:
Het cijfer (de score) moet antwoord geven op een vraag. Bijvoorbeeld:
– Begrijpt dit kind taal slechter dan zou moeten?
– Loopt de taalontwikkeling van dit kind achter?
– Hoe ernstig is de taalontwikkelingsstoornis?
, De student omschrijft de begrippen:
• Ruwe scores:
Som van het aantal correcte items.
Levert geen informatie op over prestatie in vergelijking met de normgroep.
• Standaard scores:
Wordt vanuit de ruwe score berekend via een tabel, kan je vergelijken met normgroep.
• Standaarddeviaties:
Standaardafwijking/spreiding van het gemiddelde. (Gemiddeld is tussen de 85 en 115)
• Percentielscores:
Percentiel scores zeggen hoebeel mensen van de normgroep boven of onder je staan.
• Quotiëntscores:
Verdeling waarvan het gemiddelde 100 is en de standaarddeviatie 15. In normtabellen lees je bij de
ruwe score, de quotiëntscore af.
WBQ = Woordbegripsquotiënt (Peabody)
WQ = Woordquotiënt (Schlichting Taalproductie)
ZQ = Zinsquotiënt (Schlichting Taalproductie)
TBQ = Taalbegripsquotiënt (Schlichting Taalbegrip)
• Citoscores
• Betrouwbaarheidsintervallen:
Een gebied van waarden dat een gegeven, hoge kans heeft de ware populatiewaarde te omvatten.
