Samenvatting Kennismaking met
Onderzoeksmethoden
Boek: Introduction to and Application of Research Methods and
Statistics (Morling, Carr)
- Hoofdstuk 1 -
1.1: Soorten onderzoek
Wetenschappelijk onderzoek is:
-Empirisch, dat houdt in dat systematische waarnemingen worden gebruikt.
-Controleerbaar, er wordt gebruik gemaakt van peer review.
-Probabilistisch, oftewel resultaten zijn waarschijnlijk en kunnen er dus
eventueel naast zitten. Deterministisch houdt in dat resultaten altijd gebeuren.
Theorie-datacyclus:
Idee -> O. vragen -> O. ontwerp -> Hypothesen -> Data verzameling -> Data-
analyse
De theorie wordt versterkt door data-analyse. Eventueel worden de theorie of het
onderzoek ontwerp aangescherpt door data die het idee niet ondersteund.
Een goede theorie houdt in:
-Dat de theorie ondersteund wordt door data.
-Dat de theorie falsifieerbaar is – en met tegenstrijdige data te verwerpen valt.
-De theorie spaarzaam en dus niet onnodig complex is.
Soorten (doelen van) onderzoek:
1) Fundamenteel: het doel is vergaren van informatie.
2) Toegepast: het doel is het evalueren van een proces of behandeling.
3) Translational: het onderzoek bouwt verder op een ander onderzoek, ze
vloeien als het ware in elkaar over.
1.2: Kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek is erop uit om sociale fenomenen te begrijpen vanuit hun
natuurlijke context. Ze trachten empirische patronen te vinden die een startpunt
kunnen zijn voor theorievorming. Nieuw theorieën worden dan ontwikkeld, oude
aangepast of uitgebreid. Er worden in kwalitatieve onderzoeken patronen
gezocht in gesproken- of geschreven teksten, observaties van gedrag en
interacties of beeldmateriaal.
In kwalitatief onderzoek:
-Is de onderzoeker geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent.
-Heeft de onderzoeker een contextuele benadering. Dit houdt in dat ervan uit
wordt gegaan dat de mens nooit op zichzelf bestaat, maar is verbonden met een
algehele (sociale) context.
-Staat het perspectief van respondenten centraal.
-Probeert de onderzoeker via specifieke observaties de sociale werkelijkheid te
omschrijven in al haar diversiteit. Er wordt ook naar algemeenheden gezocht die
nieuwe theorieën vormen of bestaande theorieën aanpassen.
,Abductie is het maken van voorspellingen op basis van aannames. Het is het
zoeken naar een conclusie die het meest past bij een observatie.
Inductie is het op grond van specifieke waarnemingen komen tot een algemene
regel. Na een aantal observaties te hebben gedaan, kom je tot een conclusie dat
je observaties voor alles gelden. Die theorie moet getoetst worden, op basis van
deductie worden voorspellingen en hypotheses gedaan. Bij nieuwe observaties
zou dezelfde eerder bedachte regelmaat te zien moeten zijn. Er wordt
geredeneerd van een algemene regel naar een specifiek geval.
Onderzoeksvragen van kwalitatief onderzoek kun je herkennen aan
SPI(C)E:
•Setting: waar, in welke context?
•Perspectieve: voor wie?
•Interest: wat?
•Comparison: vergeleken met wie/wat?
•Evaluation: met welk resultaat?
Wat zijn motieven (E) om te daten (I) voor eerstejaars studenten (P) in Nederland
(S)?
In een kwalitatief interview worden vragen gesteld over ideeën, motieven,
ervaringen en gedragingen van een respondent of informant met betrekking tot
een sociaal fenomeen. De onderzoeker is aanwezig bij de dataverzameling.
Het gestructureerde interview is een lijst vragen waar je niet vanaf breekt.
Het semigestructureerde interview geeft meer vrijheid. Je kunt doorvragen of
sub-onderwerpen belichten. Je hebt meestal een topic-lijst, maar geen vragen.
Het ongestructureerde interview is een gesprek. Geen vragen, geen topic-
lijst.
Tijdens een interview maakt een onderzoeker vaak field notes. Hierin staan
aantekeningen die waardevol kunnen zijn tijdens het analyseren van de data.
Aantekeningen zoals wie er werd geïnterviewd, de locatie van het interview, de
indruk/gedrag van de geïnterviewde en de eerste ideeën van de onderzoeker
over het interview.
Steekproeven worden gebruikt om een populatie te representeren, zonder de
volledige populatie te hoeven gebruiken in je onderzoek. Participanten kunnen
geselecteerd worden simpelweg omdat ze makkelijk te bereiken zijn, al een
groepje vormen of voldoen aan andere specifieke voorwaarden.
, Bij een doelgerichte steekproef gaat de onderzoeker op zoek naar specifieke
individuen die belangrijke informatie kunnen geven (case study logic). Bij een
sample for range, gaat de onderzoeker op zoek naar een zo breed mogelijk
scala aan ervaringen.
Aselecte steekproeven zijn willekeurig geselecteerd uit een populatie, bij
selecte steekproeven kiezen de onderzoekers of participanten mensen uit.
Gemaksteekproef: participanten zijn eenvoudig te bereiken.
Doelgerichte steekproef: mensen met een specifieke mening of ervaring
worden gekozen.
Quota steekproef: er geld een voorwaarde voor aantallen met een bepaalde
eigenschap binnen groepen participanten.
Sneeuwbal steekproef: participanten worden gevraagd anderen uit te nodigen.
Sequentiële steekproef: gemakssteekproef -> doelgerichte steekproef.
Er zijn drie soorten sampling:
1) Random sampling: een compleet willekeurige samenstelling uit
onderzoeksobjecten. Dit is alleen niet altijd mogelijk omdat je simpelweg niet
altijd toegang hebt tot alle mogelijke onderzoeksobjecten.
2) Systematic sampling: systematisch uit alle onderzoeksobjecten een
aantal selecteren. Je pakt uit de 1000 er om de 10 eentje. Zo zijn ze nog
steeds een beetje willekeurig.
3) Stratified sampling: je pakt uit de 1000 er 10 uit elke soort. Zo pak je
dus uit allemaal verschillende soorten/perioden een paar objecten. Zo wordt
niks over/ondervertegenwoordigd.
Transcriberen is het zo nauwkeurig mogelijk overnemen van een uiting naar
een andere vorm. Bijvoorbeeld het uittypen van een conversatie. Dit verneukt
het bericht wel een beetje. Taal bestaat namelijk ook nog eens uit klemtonen,
timing, ritme, intonatie, gebaren en kijkrichting.
Betrouwbaarheid: hetzelfde meetinstrument geeft hetzelfde resultaat. Het
instrument is consistent. Het meetinstrument wordt geijkt om te zien of het
betrouwbaar is. Maak je criteria zo duidelijk mogelijk. De interviewer moet
zich tijdens kwalitatieve onderzoeken bewust zijn van zijn eigen rol, het
verloop van het interview hangt van hen af.
Validiteit: het meetinstrument meet daadwerkelijk wat je wilt weten. Er zijn
geen externe factoren die per ongeluk meegenomen worden. De interviewer
zal eventueel door moeten vragen om zeker te weten wat de respondent
bedoelt, non-verbale signalen moeten meegenomen worden. Men is eerder
eerlijk bij verstandhouding.
In het geval van een focusgroep (een conversatie tussen 6-10
personen met moderator die de conversatie begeleid), heeft de
moderator meerdere taken:
-Het stellen van vragen die de onderzoeker heeft geformuleerd.
-Ervoor zorgen dat het gesprek niet te veel afdwaalt van het bedoelde
onderwerp.
-Ervoor zorgen dat iedereen de kans krijgt om actief deel te nemen aan het
gesprek.
Onderzoeksmethoden
Boek: Introduction to and Application of Research Methods and
Statistics (Morling, Carr)
- Hoofdstuk 1 -
1.1: Soorten onderzoek
Wetenschappelijk onderzoek is:
-Empirisch, dat houdt in dat systematische waarnemingen worden gebruikt.
-Controleerbaar, er wordt gebruik gemaakt van peer review.
-Probabilistisch, oftewel resultaten zijn waarschijnlijk en kunnen er dus
eventueel naast zitten. Deterministisch houdt in dat resultaten altijd gebeuren.
Theorie-datacyclus:
Idee -> O. vragen -> O. ontwerp -> Hypothesen -> Data verzameling -> Data-
analyse
De theorie wordt versterkt door data-analyse. Eventueel worden de theorie of het
onderzoek ontwerp aangescherpt door data die het idee niet ondersteund.
Een goede theorie houdt in:
-Dat de theorie ondersteund wordt door data.
-Dat de theorie falsifieerbaar is – en met tegenstrijdige data te verwerpen valt.
-De theorie spaarzaam en dus niet onnodig complex is.
Soorten (doelen van) onderzoek:
1) Fundamenteel: het doel is vergaren van informatie.
2) Toegepast: het doel is het evalueren van een proces of behandeling.
3) Translational: het onderzoek bouwt verder op een ander onderzoek, ze
vloeien als het ware in elkaar over.
1.2: Kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek is erop uit om sociale fenomenen te begrijpen vanuit hun
natuurlijke context. Ze trachten empirische patronen te vinden die een startpunt
kunnen zijn voor theorievorming. Nieuw theorieën worden dan ontwikkeld, oude
aangepast of uitgebreid. Er worden in kwalitatieve onderzoeken patronen
gezocht in gesproken- of geschreven teksten, observaties van gedrag en
interacties of beeldmateriaal.
In kwalitatief onderzoek:
-Is de onderzoeker geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent.
-Heeft de onderzoeker een contextuele benadering. Dit houdt in dat ervan uit
wordt gegaan dat de mens nooit op zichzelf bestaat, maar is verbonden met een
algehele (sociale) context.
-Staat het perspectief van respondenten centraal.
-Probeert de onderzoeker via specifieke observaties de sociale werkelijkheid te
omschrijven in al haar diversiteit. Er wordt ook naar algemeenheden gezocht die
nieuwe theorieën vormen of bestaande theorieën aanpassen.
,Abductie is het maken van voorspellingen op basis van aannames. Het is het
zoeken naar een conclusie die het meest past bij een observatie.
Inductie is het op grond van specifieke waarnemingen komen tot een algemene
regel. Na een aantal observaties te hebben gedaan, kom je tot een conclusie dat
je observaties voor alles gelden. Die theorie moet getoetst worden, op basis van
deductie worden voorspellingen en hypotheses gedaan. Bij nieuwe observaties
zou dezelfde eerder bedachte regelmaat te zien moeten zijn. Er wordt
geredeneerd van een algemene regel naar een specifiek geval.
Onderzoeksvragen van kwalitatief onderzoek kun je herkennen aan
SPI(C)E:
•Setting: waar, in welke context?
•Perspectieve: voor wie?
•Interest: wat?
•Comparison: vergeleken met wie/wat?
•Evaluation: met welk resultaat?
Wat zijn motieven (E) om te daten (I) voor eerstejaars studenten (P) in Nederland
(S)?
In een kwalitatief interview worden vragen gesteld over ideeën, motieven,
ervaringen en gedragingen van een respondent of informant met betrekking tot
een sociaal fenomeen. De onderzoeker is aanwezig bij de dataverzameling.
Het gestructureerde interview is een lijst vragen waar je niet vanaf breekt.
Het semigestructureerde interview geeft meer vrijheid. Je kunt doorvragen of
sub-onderwerpen belichten. Je hebt meestal een topic-lijst, maar geen vragen.
Het ongestructureerde interview is een gesprek. Geen vragen, geen topic-
lijst.
Tijdens een interview maakt een onderzoeker vaak field notes. Hierin staan
aantekeningen die waardevol kunnen zijn tijdens het analyseren van de data.
Aantekeningen zoals wie er werd geïnterviewd, de locatie van het interview, de
indruk/gedrag van de geïnterviewde en de eerste ideeën van de onderzoeker
over het interview.
Steekproeven worden gebruikt om een populatie te representeren, zonder de
volledige populatie te hoeven gebruiken in je onderzoek. Participanten kunnen
geselecteerd worden simpelweg omdat ze makkelijk te bereiken zijn, al een
groepje vormen of voldoen aan andere specifieke voorwaarden.
, Bij een doelgerichte steekproef gaat de onderzoeker op zoek naar specifieke
individuen die belangrijke informatie kunnen geven (case study logic). Bij een
sample for range, gaat de onderzoeker op zoek naar een zo breed mogelijk
scala aan ervaringen.
Aselecte steekproeven zijn willekeurig geselecteerd uit een populatie, bij
selecte steekproeven kiezen de onderzoekers of participanten mensen uit.
Gemaksteekproef: participanten zijn eenvoudig te bereiken.
Doelgerichte steekproef: mensen met een specifieke mening of ervaring
worden gekozen.
Quota steekproef: er geld een voorwaarde voor aantallen met een bepaalde
eigenschap binnen groepen participanten.
Sneeuwbal steekproef: participanten worden gevraagd anderen uit te nodigen.
Sequentiële steekproef: gemakssteekproef -> doelgerichte steekproef.
Er zijn drie soorten sampling:
1) Random sampling: een compleet willekeurige samenstelling uit
onderzoeksobjecten. Dit is alleen niet altijd mogelijk omdat je simpelweg niet
altijd toegang hebt tot alle mogelijke onderzoeksobjecten.
2) Systematic sampling: systematisch uit alle onderzoeksobjecten een
aantal selecteren. Je pakt uit de 1000 er om de 10 eentje. Zo zijn ze nog
steeds een beetje willekeurig.
3) Stratified sampling: je pakt uit de 1000 er 10 uit elke soort. Zo pak je
dus uit allemaal verschillende soorten/perioden een paar objecten. Zo wordt
niks over/ondervertegenwoordigd.
Transcriberen is het zo nauwkeurig mogelijk overnemen van een uiting naar
een andere vorm. Bijvoorbeeld het uittypen van een conversatie. Dit verneukt
het bericht wel een beetje. Taal bestaat namelijk ook nog eens uit klemtonen,
timing, ritme, intonatie, gebaren en kijkrichting.
Betrouwbaarheid: hetzelfde meetinstrument geeft hetzelfde resultaat. Het
instrument is consistent. Het meetinstrument wordt geijkt om te zien of het
betrouwbaar is. Maak je criteria zo duidelijk mogelijk. De interviewer moet
zich tijdens kwalitatieve onderzoeken bewust zijn van zijn eigen rol, het
verloop van het interview hangt van hen af.
Validiteit: het meetinstrument meet daadwerkelijk wat je wilt weten. Er zijn
geen externe factoren die per ongeluk meegenomen worden. De interviewer
zal eventueel door moeten vragen om zeker te weten wat de respondent
bedoelt, non-verbale signalen moeten meegenomen worden. Men is eerder
eerlijk bij verstandhouding.
In het geval van een focusgroep (een conversatie tussen 6-10
personen met moderator die de conversatie begeleid), heeft de
moderator meerdere taken:
-Het stellen van vragen die de onderzoeker heeft geformuleerd.
-Ervoor zorgen dat het gesprek niet te veel afdwaalt van het bedoelde
onderwerp.
-Ervoor zorgen dat iedereen de kans krijgt om actief deel te nemen aan het
gesprek.
