Portaal
Hoofdstuk 7: Taalbeschouwing
Bij taalbeschouwing wordt er vooral gekeken naar vorm, betekenis en functie.
Meestal wordt taalbeschouwing in 2 stappen gedaan:
1. Observeren = zo kritisch mogelijk naar gebruikte taal kijken en luisteren.
2. Oordelen over de beschouwde taal.
Deze vorm van taalbeschouwing wordt ook wel taalbeschouwing in ruimere zin
genoemd. In tegenstelling tot taalbeschouwing in engere zin = traditionele
taalbeschouwing.
Binnen de traditionele taalbeschouwing wordt het volgende onderscheiden:
- Zinsontleding = redekundige ontleding.
- Woordbenoeming = taalkundige ontleding.
Taalbeschouwing wordt gezien als het 5 de domein van taalonderwijs, omdat
taalbeschouwing meestal als zelfstandige activiteit wordt beoefend.
Spelling is geen taalbeschouwing, maar een onderdeel van taalbeschouwing.
Verschillende soorten taalbeschouwing:
- Spontane taalbeschouwing van de kinderen zelf. Spontaan reageren op de
uitingen van een ander. Dit begint bij peuters/kleuters. ‘’Het is geen fiest.
Het is een fiets.’’
- Taalbeschouwing van de leerkracht. Onjuist taalgebruik verbeteren.
- Taalbeschouwing volgens een methode.
Niveaus van taalbeschouwing:
- Pragmatisch niveau = taalgebruik.
- Fonologisch niveau = uitspraak. (fonemen, spraakklanken, accent,
intonatie, zinsmelodie)
- Morfologisch niveau = verbuigings- en vervoegingsvormen. (morfemen,
samenstelling, afleiding, verbuiging, vervoeging)
Gebonden morfeem = kan niet zelfstandig in de taal voorkomen,
zoals ‘meervoud-s’.
Vrij morfeem = kan zelfstandig voorkomen, zoals ‘auto’.
Samenstellende afleiding = ‘viervoeter’ 2 vrije morfemen + 1
gebonden morfeem.
- Syntactisch niveau = de rangschikking van de woorden en
woordgroepen in de zin.
- Semantisch niveau = betekenisniveau.
- Orthografisch niveau = de manier waarop gesproken taal geschreven
wordt.
Naast de niveaus is er de traditionele grammatica die samenvalt met
taalbeschouwing in engere zin.
Op het pragmatisch niveau na hebben al deze niveaus direct met de taal zelf te
maken.
Standaardnederlands = Algemeen Beschaafd Nederlands.
De eerste en belangrijkste spellingregel voor het Nederlands is de regel van de
beschaafde uitspraak.
Dit betekent dat je in eerste instantie schrijft zoals je spreekt. Niet voor iedereen
een goede regel:
- Dialectsprekende kinderen.
- Allochtone kinderen.
Inhoudswoorden = woorden met een concrete betekenis die in een
woordenboek staan.
Hoofdstuk 7: Taalbeschouwing
Bij taalbeschouwing wordt er vooral gekeken naar vorm, betekenis en functie.
Meestal wordt taalbeschouwing in 2 stappen gedaan:
1. Observeren = zo kritisch mogelijk naar gebruikte taal kijken en luisteren.
2. Oordelen over de beschouwde taal.
Deze vorm van taalbeschouwing wordt ook wel taalbeschouwing in ruimere zin
genoemd. In tegenstelling tot taalbeschouwing in engere zin = traditionele
taalbeschouwing.
Binnen de traditionele taalbeschouwing wordt het volgende onderscheiden:
- Zinsontleding = redekundige ontleding.
- Woordbenoeming = taalkundige ontleding.
Taalbeschouwing wordt gezien als het 5 de domein van taalonderwijs, omdat
taalbeschouwing meestal als zelfstandige activiteit wordt beoefend.
Spelling is geen taalbeschouwing, maar een onderdeel van taalbeschouwing.
Verschillende soorten taalbeschouwing:
- Spontane taalbeschouwing van de kinderen zelf. Spontaan reageren op de
uitingen van een ander. Dit begint bij peuters/kleuters. ‘’Het is geen fiest.
Het is een fiets.’’
- Taalbeschouwing van de leerkracht. Onjuist taalgebruik verbeteren.
- Taalbeschouwing volgens een methode.
Niveaus van taalbeschouwing:
- Pragmatisch niveau = taalgebruik.
- Fonologisch niveau = uitspraak. (fonemen, spraakklanken, accent,
intonatie, zinsmelodie)
- Morfologisch niveau = verbuigings- en vervoegingsvormen. (morfemen,
samenstelling, afleiding, verbuiging, vervoeging)
Gebonden morfeem = kan niet zelfstandig in de taal voorkomen,
zoals ‘meervoud-s’.
Vrij morfeem = kan zelfstandig voorkomen, zoals ‘auto’.
Samenstellende afleiding = ‘viervoeter’ 2 vrije morfemen + 1
gebonden morfeem.
- Syntactisch niveau = de rangschikking van de woorden en
woordgroepen in de zin.
- Semantisch niveau = betekenisniveau.
- Orthografisch niveau = de manier waarop gesproken taal geschreven
wordt.
Naast de niveaus is er de traditionele grammatica die samenvalt met
taalbeschouwing in engere zin.
Op het pragmatisch niveau na hebben al deze niveaus direct met de taal zelf te
maken.
Standaardnederlands = Algemeen Beschaafd Nederlands.
De eerste en belangrijkste spellingregel voor het Nederlands is de regel van de
beschaafde uitspraak.
Dit betekent dat je in eerste instantie schrijft zoals je spreekt. Niet voor iedereen
een goede regel:
- Dialectsprekende kinderen.
- Allochtone kinderen.
Inhoudswoorden = woorden met een concrete betekenis die in een
woordenboek staan.