Samenvatting Taaltoets PABO

De taaltoets-pabo haal je zo
SPELLING
Spelling werkwoorden.
Persoonsvorm t.t.
Stam:
 ‘Ik’ is onderwerp.
 ‘Jij’ is onderwerp en staat achter de persoonsvorm.
 Gebiedende wijs.
Stam+t:
Bij alle andere onderwerpen.

Persoonsvorm v.t.
Sterke werkwoorden: klinkerverandering.  Eindigt nooit op ‘dt’.
Zwakke werkwoorden: stam+de(n) of stam+te(n).

Voltooid deelwoord.
’t Ex kofschip gebruiken.

Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Eindigt het voltooid deelwoord op een ‘d’ of een ‘t’?  Zo kort mogelijk.
Eindigt het voltooid deelwoord op ‘en’? Het voltooid deelwoord eindigt ook op
‘en’.

Infinitief. (Hele werkwoord)
Geen persoonsvorm, voltooid deelwoord of werkwoord als bijvoeglijk naamwoord?
 Infinitief.
Na het woordje ‘te’.

Engelse werkwoorden.
In sommige Engelse werkwoorden, zoals racen, blijft de laatste ‘e’ van het hele
werkwoord staan, omdat anders de uitspraak zou veranderen.

Bijzondere werkwoorden.
Scoren – scoorde – gescoord.
Chocken – chookte – gechookt.

Tegenwoordig deelwoord.
Infinitief + ‘d’.  Geeuwend kwam hij de kamer binnen.

Spelling niet-werkwoorden.
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op a, i, o of u krijgen ‘s.  Paraplu’s.
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op e, ee, é of meerdere klinkers
achter elkaar krijgen een vaste s.  Bureaus.

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op ee, krijgen in het meervoud ën. 
Ideeën.
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op ie, krijgen in het meervoud ën, als de
klemtoon op de laatste lettergreep ligt.  Melodieën.
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op ie, krijgen in het meervoud n en een
trema op de laatste e, als de klemtoon niet op de laatste lettergreep ligt. 
Bacteriën.