Gedragsproblemen in scholen
Hoofdstuk 4
Er is geen hiërarchisch verband tussen cognitie, motivatie en emotie.
4 verklaringen over het samengaan van leer- en gedragsproblemen:
- Leerproblemen leiden, via interne (zwak geheugen) en externe (negatieve
feedback) factoren tot gedragsproblemen.
- Gedragsproblemen zijn een reactie op leerproblemen.
- Gedragsproblemen kunnen ook leiden tot leerproblemen.
- Aangeboren eigenschappen kunnen zowel leer- als gedragsproblemen
veroorzaken.
Soft skills = voorwaarden voor het leren (motivatie, inzet, zelfvertrouwen)
Basishouding van de leraar = de eigen visie, waarden en overtuigingen,
betreffende het beroep, het onderwijs en de eigen persoon.
(Wees een rolmodel. Wees duidelijk over je rol. Wees positief en heb hoge
verwachtingen. Wees geduldig, beslist en consequent, werk constructief samen
met ouders. (H)erken de beelden die je van leerlingen hebt. Vraag om feedback,
reflecteer en experimenteer.)
3 voorwaarden voor een goede ouderbetrokkenheid:
- Ouders moeten zichzelf een actieve rol toebedelen.
- Ze moeten ervan overtuigd zijn dat hun inspanningen er daadwerkelijk toe
doen.
- Ze moeten zich door de school uitgenodigd voelen.
Rollen in de relatie tussen ouders en school: helpen opvoeden, communicatie met
de school, vrijwilligershulp op school, leren thuis, betrekken van de ouders bij de
besluitvorming, samenwerken met de gemeenschap (buurt).
4 thema’s uit de literatuur over omgaan met verschillen:
- Van remediëring naar preventie en van afwachten naar interveniëren.
Gevoelige periode ‘lezen’: tussen 4 en 9 jaar.
Door leesproblemen komen kinderen in een negatieve spiraal terecht.
Leerachterstanden voorkomen: het motiveren van leerlingen in combinatie
met het activeren en intensiveren van het leerproces.
- Het centraal stellen van de instructie en begeleiding door de groepsleraar.
Laat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zo min mogelijk apart
begeleiden buiten de groep.
- Het belang van heterogeen groeperen.
- De afstemming tussen het groeps- en schoolniveau.
6 aspecten zodat het leren van alle leerlingen betekenisvol, doelgericht en
succesvol kan plaatsvinden:
- Kwalitatief goede instructie en begeleiding.
- Gerichte feedback.
Goede feedback moet specifiek en doelgericht zijn.
Effectieve feedback = het verkleinen van de afstand tussen ‘waar de
leerling is’ (qua begrip, prestatie, sociaal-emotioneel functioneren) en
‘waar de leerling naartoe werkt’ (het gestelde doel). Dit kan zowel door de
leerling als door de leraar bewerkstelligd worden.
Leerling: door zich meer in te zetten en door het gebruik van effectieve
strategieën.
Leraar: door geschikte, uitdagende en specifieke doelen te hanteren en
door leerlingen te helpen om deze, m.b.v. effectieve leerstrategieën en
Hoofdstuk 4
Er is geen hiërarchisch verband tussen cognitie, motivatie en emotie.
4 verklaringen over het samengaan van leer- en gedragsproblemen:
- Leerproblemen leiden, via interne (zwak geheugen) en externe (negatieve
feedback) factoren tot gedragsproblemen.
- Gedragsproblemen zijn een reactie op leerproblemen.
- Gedragsproblemen kunnen ook leiden tot leerproblemen.
- Aangeboren eigenschappen kunnen zowel leer- als gedragsproblemen
veroorzaken.
Soft skills = voorwaarden voor het leren (motivatie, inzet, zelfvertrouwen)
Basishouding van de leraar = de eigen visie, waarden en overtuigingen,
betreffende het beroep, het onderwijs en de eigen persoon.
(Wees een rolmodel. Wees duidelijk over je rol. Wees positief en heb hoge
verwachtingen. Wees geduldig, beslist en consequent, werk constructief samen
met ouders. (H)erken de beelden die je van leerlingen hebt. Vraag om feedback,
reflecteer en experimenteer.)
3 voorwaarden voor een goede ouderbetrokkenheid:
- Ouders moeten zichzelf een actieve rol toebedelen.
- Ze moeten ervan overtuigd zijn dat hun inspanningen er daadwerkelijk toe
doen.
- Ze moeten zich door de school uitgenodigd voelen.
Rollen in de relatie tussen ouders en school: helpen opvoeden, communicatie met
de school, vrijwilligershulp op school, leren thuis, betrekken van de ouders bij de
besluitvorming, samenwerken met de gemeenschap (buurt).
4 thema’s uit de literatuur over omgaan met verschillen:
- Van remediëring naar preventie en van afwachten naar interveniëren.
Gevoelige periode ‘lezen’: tussen 4 en 9 jaar.
Door leesproblemen komen kinderen in een negatieve spiraal terecht.
Leerachterstanden voorkomen: het motiveren van leerlingen in combinatie
met het activeren en intensiveren van het leerproces.
- Het centraal stellen van de instructie en begeleiding door de groepsleraar.
Laat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zo min mogelijk apart
begeleiden buiten de groep.
- Het belang van heterogeen groeperen.
- De afstemming tussen het groeps- en schoolniveau.
6 aspecten zodat het leren van alle leerlingen betekenisvol, doelgericht en
succesvol kan plaatsvinden:
- Kwalitatief goede instructie en begeleiding.
- Gerichte feedback.
Goede feedback moet specifiek en doelgericht zijn.
Effectieve feedback = het verkleinen van de afstand tussen ‘waar de
leerling is’ (qua begrip, prestatie, sociaal-emotioneel functioneren) en
‘waar de leerling naartoe werkt’ (het gestelde doel). Dit kan zowel door de
leerling als door de leraar bewerkstelligd worden.
Leerling: door zich meer in te zetten en door het gebruik van effectieve
strategieën.
Leraar: door geschikte, uitdagende en specifieke doelen te hanteren en
door leerlingen te helpen om deze, m.b.v. effectieve leerstrategieën en