SV Golven en Trillingen
, §7.1 Introductie
Elke geluidsbron bevat een trillend onderdeel. Een ontvanger (oor) van geluid vangt iets van die
trillingen op. Van bron naar ontvanger wordt geluid doorgegeven als trillingen van de lucht. Geluid
bestaat uit snelle veranderingen van luchtdruk die met de geluidssnelheid worden doorgegeven
(geluidsgolven). Geluid plant zich door de lucht voort met een constante geluidssnelheid. De
deeltjes van de lucht, de moleculen, geven de trillingen aan elkaar door. Als je de geluidssnelheid
kent, kun je met de echo van een geluidssignaal de afstand bepalen tussen de bron en het
reflecterende voorwerp. In water geven de watermoleculen de trillingen door. De geluidssnelheid is
ongeveer 340 m/s in de lucht en ongeveer 1,5 km/s in water. Hoe sterker de moleculen van een stof
met elkaar verbonden zijn, des te sneller geven de deeltjes de trillingen aan elkaar door en des te
groter is de snelheid van het geluid in die stof.
De geluidssterkte en de toonhoogte van een geluid kunnen verschillen. De toonhoogte hangt af van
het tempo waarin de geluidsbron trilt. De toonhoogte wordt bepaald door de frequentie f, ook wel
het aantal trillingen per seconde. De geluidsbron trilt met evenveel trillingen per seconde, maar de
maximale uitwijking van de trillingen kunnen steeds kleiner worden. De geluidssterkte hangt af van
de maximale uitwijking van de trillingen (amplitude). De geluidssterkte die je hoort, neemt ook af
met de afstand van je oor tot de geluidsbron.
, §7.1 Introductie
Elke geluidsbron bevat een trillend onderdeel. Een ontvanger (oor) van geluid vangt iets van die
trillingen op. Van bron naar ontvanger wordt geluid doorgegeven als trillingen van de lucht. Geluid
bestaat uit snelle veranderingen van luchtdruk die met de geluidssnelheid worden doorgegeven
(geluidsgolven). Geluid plant zich door de lucht voort met een constante geluidssnelheid. De
deeltjes van de lucht, de moleculen, geven de trillingen aan elkaar door. Als je de geluidssnelheid
kent, kun je met de echo van een geluidssignaal de afstand bepalen tussen de bron en het
reflecterende voorwerp. In water geven de watermoleculen de trillingen door. De geluidssnelheid is
ongeveer 340 m/s in de lucht en ongeveer 1,5 km/s in water. Hoe sterker de moleculen van een stof
met elkaar verbonden zijn, des te sneller geven de deeltjes de trillingen aan elkaar door en des te
groter is de snelheid van het geluid in die stof.
De geluidssterkte en de toonhoogte van een geluid kunnen verschillen. De toonhoogte hangt af van
het tempo waarin de geluidsbron trilt. De toonhoogte wordt bepaald door de frequentie f, ook wel
het aantal trillingen per seconde. De geluidsbron trilt met evenveel trillingen per seconde, maar de
maximale uitwijking van de trillingen kunnen steeds kleiner worden. De geluidssterkte hangt af van
de maximale uitwijking van de trillingen (amplitude). De geluidssterkte die je hoort, neemt ook af
met de afstand van je oor tot de geluidsbron.