ZSA Acute
pancreatitis
Hoofdstuk 19 Pancreas, § 19.1 t/m 19.3
(pp.253-263).
Pancreas
Embryologie en anatomie
In het foetale leven ontwikkelt de pancreas zich
uit twee uitstulpingen van de voordarm: een
ventrale en een dorsale pancreas, die beide een
afvoerkanaal hebben ter drainage. Het ventrale
gedeelte draait achter het duodenum en vormt
een deel van de pancreaskop (caput) en de
processus uncinatus. Het dorsale gedeelte
vormt ook een deel van de pancreaskop,
alsmede het corpus en staartgedeelte. Na de
fusie van het ventrale en dorsale gedeelte
ontstaat er een verbinding tussen de beide
afvoerkanalen en vormt zich de ductus pancreaticus (Wirsung) die ter plaatse van de
papil van Vater uitmondt in het duodenum. Het afvoerkanaal van de dorsale pancreas
blijft soms open (ductus pancreaticus accessorius, ductus van Santorini) en mondt uit
in het duodenum via de papilla minor, die ongeveer 2 cm proximaal ten opzichte van
de papilla major in het duodenum gelokaliseerd is. De ductus choledochus (galweg)
conflueert meestal met de ductus pancreaticus ter hoogte van de papilla, maar er
bestaat veel variatie in de plaats van deze fusie (maljunctie).
De pancreas is 15 a 20 cm lang, ligt retroperitoneaal ter hoogte van de eerste
lumbale wervel en bestaat uit kop, corpus en staartgedeelte. De pancreaskop en de
processus uncinatus worden begrensd door het duodenum. Het duodenum en een
klein gedeelte van de processus uncinatus liggen dorsaal van de mesenteriale vaten,
terwijl het corpus ventraal van deze vaten ligt. Het staartgedeelte loopt door tot in de
milthilus en de vena lienalis ligt evenals de vena mesenterica aan de dorsale zijde van
de pancreas. De innervatie geschiedt via de plexus coeliacus.
Fysiologie
De pancreas is een klier met zowel externe (exocriene) als interne (endocriene)
secretie en deze functies worden verricht door verschillende soorten cellen. De
externe secretie wordt verzorgd door de acinuscellen en de ductale cellen, die
ongeveer 90% van de klier uitmaken. De pancreas produceert de
spijsverteringsenzymen amylase en lipase, en niet-actieve pro-enzymen, zoals
trypsinogeen en chymotrypsinogeen. Activatie vindt plaats in het duodenum door
enteropeptidase.
De interne secretie wordt verzorgd door endocriene cellen, die als eilandjes
tussen de exocriene pancreascellen liggen (eilandjes van Langerhans). Ze bevatten
verschillende cellen, die verschillende hormonen produceren, zoals insuline, glucagon
en somatostatine.
, Functietests
Tests voor de exocriene pancreas worden onderverdeeld in directe en indirecte tests.
Bij een directe test wordt de exocriene pancreas gestimuleerd door intraveneuze
toediening van hormonen. Bij indirecte tests is de stimulus voor enzymsecretie een
testmaaltijd. Voor de directe tests is duodenale intubatie noodzakelijk. Na stimulatie
kan het volume van het pancreassecreet en de bicarbonaatproductie worden
gemeten. De secretine-cholecystokininetest is een gevoelige test voor het aantonen
van een exocriene functiestoornis. Als alternatief voor deze invasieve intubatietests
bestaat er een groot aantal indirecte tests om de exocriene pancreasfunctie te meten.
De feces-vetbalans is het standaardonderzoek om een vetmalabsorptie vast te
stellen en te kwantificeren, maar is praktisch nogal lastig uitvoerbaar. De NBT-PABA-
test is een eenvoudig uit te voeren, niet-invasieve pancreas-functietest.
Elastase-1 is een pancreasspecifiek glycoproteïne dat eveneens in de feces kan
worden gemeten. Omdat humaan elastase wordt gemeten, wordt de uitslag niet
beïnvloed door eventueel gebruik van exogene pancreas-enzymen en is deze test
goed bruikbaar in de dagelijkse praktijk.
De functietests worden nauwelijks gebruikt bij de besluitvorming over operaties
aan de pancreas, maar wel voor de evaluatie van de restfunctie bij specifieke
pancreasafwijkingen.
pancreatitis
Hoofdstuk 19 Pancreas, § 19.1 t/m 19.3
(pp.253-263).
Pancreas
Embryologie en anatomie
In het foetale leven ontwikkelt de pancreas zich
uit twee uitstulpingen van de voordarm: een
ventrale en een dorsale pancreas, die beide een
afvoerkanaal hebben ter drainage. Het ventrale
gedeelte draait achter het duodenum en vormt
een deel van de pancreaskop (caput) en de
processus uncinatus. Het dorsale gedeelte
vormt ook een deel van de pancreaskop,
alsmede het corpus en staartgedeelte. Na de
fusie van het ventrale en dorsale gedeelte
ontstaat er een verbinding tussen de beide
afvoerkanalen en vormt zich de ductus pancreaticus (Wirsung) die ter plaatse van de
papil van Vater uitmondt in het duodenum. Het afvoerkanaal van de dorsale pancreas
blijft soms open (ductus pancreaticus accessorius, ductus van Santorini) en mondt uit
in het duodenum via de papilla minor, die ongeveer 2 cm proximaal ten opzichte van
de papilla major in het duodenum gelokaliseerd is. De ductus choledochus (galweg)
conflueert meestal met de ductus pancreaticus ter hoogte van de papilla, maar er
bestaat veel variatie in de plaats van deze fusie (maljunctie).
De pancreas is 15 a 20 cm lang, ligt retroperitoneaal ter hoogte van de eerste
lumbale wervel en bestaat uit kop, corpus en staartgedeelte. De pancreaskop en de
processus uncinatus worden begrensd door het duodenum. Het duodenum en een
klein gedeelte van de processus uncinatus liggen dorsaal van de mesenteriale vaten,
terwijl het corpus ventraal van deze vaten ligt. Het staartgedeelte loopt door tot in de
milthilus en de vena lienalis ligt evenals de vena mesenterica aan de dorsale zijde van
de pancreas. De innervatie geschiedt via de plexus coeliacus.
Fysiologie
De pancreas is een klier met zowel externe (exocriene) als interne (endocriene)
secretie en deze functies worden verricht door verschillende soorten cellen. De
externe secretie wordt verzorgd door de acinuscellen en de ductale cellen, die
ongeveer 90% van de klier uitmaken. De pancreas produceert de
spijsverteringsenzymen amylase en lipase, en niet-actieve pro-enzymen, zoals
trypsinogeen en chymotrypsinogeen. Activatie vindt plaats in het duodenum door
enteropeptidase.
De interne secretie wordt verzorgd door endocriene cellen, die als eilandjes
tussen de exocriene pancreascellen liggen (eilandjes van Langerhans). Ze bevatten
verschillende cellen, die verschillende hormonen produceren, zoals insuline, glucagon
en somatostatine.
, Functietests
Tests voor de exocriene pancreas worden onderverdeeld in directe en indirecte tests.
Bij een directe test wordt de exocriene pancreas gestimuleerd door intraveneuze
toediening van hormonen. Bij indirecte tests is de stimulus voor enzymsecretie een
testmaaltijd. Voor de directe tests is duodenale intubatie noodzakelijk. Na stimulatie
kan het volume van het pancreassecreet en de bicarbonaatproductie worden
gemeten. De secretine-cholecystokininetest is een gevoelige test voor het aantonen
van een exocriene functiestoornis. Als alternatief voor deze invasieve intubatietests
bestaat er een groot aantal indirecte tests om de exocriene pancreasfunctie te meten.
De feces-vetbalans is het standaardonderzoek om een vetmalabsorptie vast te
stellen en te kwantificeren, maar is praktisch nogal lastig uitvoerbaar. De NBT-PABA-
test is een eenvoudig uit te voeren, niet-invasieve pancreas-functietest.
Elastase-1 is een pancreasspecifiek glycoproteïne dat eveneens in de feces kan
worden gemeten. Omdat humaan elastase wordt gemeten, wordt de uitslag niet
beïnvloed door eventueel gebruik van exogene pancreas-enzymen en is deze test
goed bruikbaar in de dagelijkse praktijk.
De functietests worden nauwelijks gebruikt bij de besluitvorming over operaties
aan de pancreas, maar wel voor de evaluatie van de restfunctie bij specifieke
pancreasafwijkingen.