Inleiding in de methodologie en statistiek week 1
Geschiedenis Methodologie
Buddha en Aristoteles
- Stelden vragen over oorzaken van gedrag, denken en emotie
1875; Wundt, James, Watson, Catell: wetenschappelijke psychologie en
methodologie in het onderwijs
M&S
- Hoe doe je onderzoek?
Wetenschappelijke benadering: Leary
1. Systematisch empirisme
2. Publieke verificatie
3. Oplosbare problemen
- Wetenschappers doen 2 dingen:
1. Ontdekken en beschrijven van verschijnselen, patronen en relaties
2. Verklaringen/theorieën opstellen, toetsen en evalueren
Categorieën van gedragsonderzoek
- Descriptief: beschrijven, inventariseren
- Co-relationeel: relaties tussen verschijnselen
- Experimenteel: oorzaak-gevolg; causale relaties aantonen
Kenmerken: manipulatie variabelen, random toewijzing van
proefpersonen en experimentele controle
- Quasi-experimenteel: experimenteel maar met minder strenge controle
en/of geen random toewijzing
Empirische cyclus
1. Observatiefase: er ontstaat een idee voor een onderzoeksvraag
- Wetenschapper doet specifieke observatie
2. Inductiefase: idee uitwerken tot algemene hypothese/theorie
- Leap of faith: sprong van vertrouwen (plausibele theorie ontstaat)
- Theorie: verzameling uitspraken/proposities die de relatie beschrijft
tussen een aantal begrippen/concepten
3. Deductiefase: uit de algemene hypothese wordt een toetsbare werkhypothese
afgeleid; onderzoeksvraag
- Een voorspelling die uit de theorie volgt
- Wat wordt er onderzocht, wie, hoeveel, werkwijze
, Twee soorten definities
- Conceptuele definitie: wat wordt met een begrip bedoeld: abstract
- Operationele definitie: hoe wordt het begrip waargenomen, gemeten of
gemanipuleerd: concreet
4. Toetsingsfase: werkhypothese toetsen door onderzoek daadwerkelijk uit te voeren
- Data verzamelen
- Analyseren van verzamelde data
- Conclusies trekken
Op basis van analyse
Naar aanleiding van de onderzoeksvraag
Over correctheid van de werkhypothese
5. Evaluatiefase
- Wat zegt het resultaat over de algemene hypothese/theorie? Bevestiging
of verwerping?
- Theorie aanpassen, uitbreiden of verbeteren
- Tekortkomingen aan ons onderzoek?
Werkhypothese algemene theorie
Theorie bewijzen?
- Positief bewijs (waar): logisch onmogelijk; altijd wel een tegen-bewijs of is
er geen meet fout gemaakt etc…
- Negatief bewijs (niet waar): praktisch onmogelijk
We verzamelen bewijs om een theorie te ondersteunen maar het is
niet mogelijk om te zeggen of iets waar of niet waar is
- Kwaliteit van bewijs hangt af van
*strengheid van de tests
*aantal bevestigingen
*methodologisch pluralisme: gevarieerdheid in methoden
Doel van onderzoek
Beschrijven, voorspellen, verklaren van verschillen in gedrag en mentale
processen tussen mensen: variabiliteit
Variabele: iets dat kan variëren tussen personen, situaties en tijd
- Tussen personen: Lengte, emotie etc.
- Tussen situaties: werk, privé etc.
- Loop van tijd: kind, volwassene
Variantie als maat voor variabiliteit
- Score t.o.v een gemiddelde
,
Uitkomst is de maat voor de totale mate van variabiliteit
Systematische variantie
- Hoeveel verschillen zit er tussen de groepen
Foutenvariantie
- Hoeveel variabiliteit in eindcijfers is er binnen de groepen
- Elk mens verschilt; andere achtergrond, omgeving, gedachten etc
Proportie verklaarde variantie
Geschiedenis Methodologie
Buddha en Aristoteles
- Stelden vragen over oorzaken van gedrag, denken en emotie
1875; Wundt, James, Watson, Catell: wetenschappelijke psychologie en
methodologie in het onderwijs
M&S
- Hoe doe je onderzoek?
Wetenschappelijke benadering: Leary
1. Systematisch empirisme
2. Publieke verificatie
3. Oplosbare problemen
- Wetenschappers doen 2 dingen:
1. Ontdekken en beschrijven van verschijnselen, patronen en relaties
2. Verklaringen/theorieën opstellen, toetsen en evalueren
Categorieën van gedragsonderzoek
- Descriptief: beschrijven, inventariseren
- Co-relationeel: relaties tussen verschijnselen
- Experimenteel: oorzaak-gevolg; causale relaties aantonen
Kenmerken: manipulatie variabelen, random toewijzing van
proefpersonen en experimentele controle
- Quasi-experimenteel: experimenteel maar met minder strenge controle
en/of geen random toewijzing
Empirische cyclus
1. Observatiefase: er ontstaat een idee voor een onderzoeksvraag
- Wetenschapper doet specifieke observatie
2. Inductiefase: idee uitwerken tot algemene hypothese/theorie
- Leap of faith: sprong van vertrouwen (plausibele theorie ontstaat)
- Theorie: verzameling uitspraken/proposities die de relatie beschrijft
tussen een aantal begrippen/concepten
3. Deductiefase: uit de algemene hypothese wordt een toetsbare werkhypothese
afgeleid; onderzoeksvraag
- Een voorspelling die uit de theorie volgt
- Wat wordt er onderzocht, wie, hoeveel, werkwijze
, Twee soorten definities
- Conceptuele definitie: wat wordt met een begrip bedoeld: abstract
- Operationele definitie: hoe wordt het begrip waargenomen, gemeten of
gemanipuleerd: concreet
4. Toetsingsfase: werkhypothese toetsen door onderzoek daadwerkelijk uit te voeren
- Data verzamelen
- Analyseren van verzamelde data
- Conclusies trekken
Op basis van analyse
Naar aanleiding van de onderzoeksvraag
Over correctheid van de werkhypothese
5. Evaluatiefase
- Wat zegt het resultaat over de algemene hypothese/theorie? Bevestiging
of verwerping?
- Theorie aanpassen, uitbreiden of verbeteren
- Tekortkomingen aan ons onderzoek?
Werkhypothese algemene theorie
Theorie bewijzen?
- Positief bewijs (waar): logisch onmogelijk; altijd wel een tegen-bewijs of is
er geen meet fout gemaakt etc…
- Negatief bewijs (niet waar): praktisch onmogelijk
We verzamelen bewijs om een theorie te ondersteunen maar het is
niet mogelijk om te zeggen of iets waar of niet waar is
- Kwaliteit van bewijs hangt af van
*strengheid van de tests
*aantal bevestigingen
*methodologisch pluralisme: gevarieerdheid in methoden
Doel van onderzoek
Beschrijven, voorspellen, verklaren van verschillen in gedrag en mentale
processen tussen mensen: variabiliteit
Variabele: iets dat kan variëren tussen personen, situaties en tijd
- Tussen personen: Lengte, emotie etc.
- Tussen situaties: werk, privé etc.
- Loop van tijd: kind, volwassene
Variantie als maat voor variabiliteit
- Score t.o.v een gemiddelde
,
Uitkomst is de maat voor de totale mate van variabiliteit
Systematische variantie
- Hoeveel verschillen zit er tussen de groepen
Foutenvariantie
- Hoeveel variabiliteit in eindcijfers is er binnen de groepen
- Elk mens verschilt; andere achtergrond, omgeving, gedachten etc
Proportie verklaarde variantie