HOOFDSTUK 2: HET MOLECULAIRE ORGANISATIENIVEAU
KEYPOINTS VAN DIT HOOFDSTUK
Terminologie: duidelijk kunnen omschrijven, een definitie of een synoniem
kunnen geven:
Maak voor jezelf een lijst van woorden op die je moeilijk vindt en die je nodig hebt
om een keypoint uit te werken.
- Atoomgetal: geeft het aantal protonen in een atoom aan.
- Massagetal: de som van het aantal protonen en neutronen in een
atoomkern.
- Atoomgewicht: de massa van een atoom.
- Isotoop: atomen van een element met een afwijkend aantal neutronen.
- Ion: een elektrisch geladen atoom of molecule.
- Stabiel atoom: een atoom met een volledig bezette buitenste schil,
vertoont geen reactie met andere atomen.
- Instabiel atoom: een atoom met een niet gevulde buitenste schil, zullen
reageren met andere atomen tot dat ze ook een volledig bezette buitenste
schil hebben.
- Omkeerbare reactie: een biologische reactie die gemakkelijk omkeerbaar
is
- (A+B<->AB)-Enzym: speciale moleculen om de reacties te versnellen die
het leven ondersteunen.
- Katalysator: verbindingen die chemische reacties mogelijk maken en
daarbij zelfongewijzigd blijven.
- Afbraakreactie: moleculen worden tot kleinere fragmenten afgebroken.
- Atoom: de kleinste stabiele eenheid van materie, uitgedrukt in nanometer.
De grootste atomen zijn ongeveer 0,5nm groot. Bestaat uit drie delen.
- Buffers: verbindingen die de pH-waarde stabiliseren door waterstofionen op
te nemen of aan te vullen.
- Covalente binding: een manier waarop atomen hun buitenste
elektronenschil kunnen opvullen, door elektronen met andere atomen te
delen.
- Eiwitten: de meest voorkomende organische bestanddelen van het
menselijk lichaam en om veel redenen de belangrijkste.
1
, - Elektrolyten: anorganische verbindingen waarvan de ionen in oplossing een
elektrische stroom kunnen geleiden.
- Elektron: subatomair deeltje van een atoom, veel lichter dan protonen
enneutronen en ze hebben een negatieve elektrische lading.
- Element: stof waaruit materie is gemaakt en kunnen niet via chemische
processen, door verhitting of door andere natuurkundige processen worden
veranderd.
- Koolhydraat: dit is een organisch molecuul dat koolstof, zuurstof en
waterstof bevat. Belangrijk als energiebron.
- Metabolisme: stofuitwisseling, alle chemische reacties van het lichaam.
- Molecuul: chemische structuren die meerdere atomen bevatten, die door
gedeelde elektronen bij elkaar worden gehouden.
Neutronen: subatomair deeltje van een atoom, die neutraal/ongeladen is.
- Nucleïnezuur: grote, organische moleculen die bestaan uit koolstof,
waterstof, zuurstof, stikstof en fosfor. Hier wordt info op moleculair niveau in
cellenopgeslagen en verwerkt. Er zijn twee groepen van deze
zuren:desoxyribonucleïnezuur (DNA) en ribonucleïnezuur (RNA).
- Protonen: subatomair deeltje van atoom, met een positieve elektrische
lading.
- Vet: bevat net al koolhydraten koolstof, waterstof en zuurstof, maar veel
minder zuurstof. Kunnen ook kleine hoeveelheden van andere elementen
bevatten. Ze vormen een essentiële bouwstof voor alle cellen.
Kunnen opsommen en/of uitleggen in de juiste terminologie + ook de
terminologie zelf kunnen omschrijven of er een duidelijke definitie van
kunnen geven:
Bespreek / teken de bouw van een atoom.
- Atoom
= de kleinste stabiele eenheid van materie
- Materie
= alles wat ruimte inneemt en massa heeft (vast, vloeibaar, gas)
- Massa
= de hoeveelheid materie die een voorwerp bevat
- 3 belangrijke typen subatomaire deeltjes:
2
KEYPOINTS VAN DIT HOOFDSTUK
Terminologie: duidelijk kunnen omschrijven, een definitie of een synoniem
kunnen geven:
Maak voor jezelf een lijst van woorden op die je moeilijk vindt en die je nodig hebt
om een keypoint uit te werken.
- Atoomgetal: geeft het aantal protonen in een atoom aan.
- Massagetal: de som van het aantal protonen en neutronen in een
atoomkern.
- Atoomgewicht: de massa van een atoom.
- Isotoop: atomen van een element met een afwijkend aantal neutronen.
- Ion: een elektrisch geladen atoom of molecule.
- Stabiel atoom: een atoom met een volledig bezette buitenste schil,
vertoont geen reactie met andere atomen.
- Instabiel atoom: een atoom met een niet gevulde buitenste schil, zullen
reageren met andere atomen tot dat ze ook een volledig bezette buitenste
schil hebben.
- Omkeerbare reactie: een biologische reactie die gemakkelijk omkeerbaar
is
- (A+B<->AB)-Enzym: speciale moleculen om de reacties te versnellen die
het leven ondersteunen.
- Katalysator: verbindingen die chemische reacties mogelijk maken en
daarbij zelfongewijzigd blijven.
- Afbraakreactie: moleculen worden tot kleinere fragmenten afgebroken.
- Atoom: de kleinste stabiele eenheid van materie, uitgedrukt in nanometer.
De grootste atomen zijn ongeveer 0,5nm groot. Bestaat uit drie delen.
- Buffers: verbindingen die de pH-waarde stabiliseren door waterstofionen op
te nemen of aan te vullen.
- Covalente binding: een manier waarop atomen hun buitenste
elektronenschil kunnen opvullen, door elektronen met andere atomen te
delen.
- Eiwitten: de meest voorkomende organische bestanddelen van het
menselijk lichaam en om veel redenen de belangrijkste.
1
, - Elektrolyten: anorganische verbindingen waarvan de ionen in oplossing een
elektrische stroom kunnen geleiden.
- Elektron: subatomair deeltje van een atoom, veel lichter dan protonen
enneutronen en ze hebben een negatieve elektrische lading.
- Element: stof waaruit materie is gemaakt en kunnen niet via chemische
processen, door verhitting of door andere natuurkundige processen worden
veranderd.
- Koolhydraat: dit is een organisch molecuul dat koolstof, zuurstof en
waterstof bevat. Belangrijk als energiebron.
- Metabolisme: stofuitwisseling, alle chemische reacties van het lichaam.
- Molecuul: chemische structuren die meerdere atomen bevatten, die door
gedeelde elektronen bij elkaar worden gehouden.
Neutronen: subatomair deeltje van een atoom, die neutraal/ongeladen is.
- Nucleïnezuur: grote, organische moleculen die bestaan uit koolstof,
waterstof, zuurstof, stikstof en fosfor. Hier wordt info op moleculair niveau in
cellenopgeslagen en verwerkt. Er zijn twee groepen van deze
zuren:desoxyribonucleïnezuur (DNA) en ribonucleïnezuur (RNA).
- Protonen: subatomair deeltje van atoom, met een positieve elektrische
lading.
- Vet: bevat net al koolhydraten koolstof, waterstof en zuurstof, maar veel
minder zuurstof. Kunnen ook kleine hoeveelheden van andere elementen
bevatten. Ze vormen een essentiële bouwstof voor alle cellen.
Kunnen opsommen en/of uitleggen in de juiste terminologie + ook de
terminologie zelf kunnen omschrijven of er een duidelijke definitie van
kunnen geven:
Bespreek / teken de bouw van een atoom.
- Atoom
= de kleinste stabiele eenheid van materie
- Materie
= alles wat ruimte inneemt en massa heeft (vast, vloeibaar, gas)
- Massa
= de hoeveelheid materie die een voorwerp bevat
- 3 belangrijke typen subatomaire deeltjes:
2
