W-vragen specifiek rapport
· 1.) Wanneer (Wanneer gebeurde het)
· 2.) Waar (Waar gebeurde het)
· 3.) Wat (Wat is er gebeurd)
· 4.) Wie (Wie waren betrokken)
· 5.) Welke wijze (Het ‘hoe’ is het gebeurd)
· 6.) Waarmee (Zijn er voertuigen, hulpmiddelen gebruikt)
· 7.) Waarom (Reden van de gebeurtenis)
· 1.) Wanneer (Wanneer gebeurde het)
· 2.) Waar (Waar gebeurde het)
· 3.) Wat (Wat is er gebeurd)
· 4.) Wie (Wie waren betrokken)
· 5.) Welke wijze (Het ‘hoe’ is het gebeurd)
· 6.) Waarmee (Zijn er voertuigen, hulpmiddelen gebruikt)
· 7.) Waarom (Reden van de gebeurtenis)