Nieren
Osmose (ppt 1)
osmose = diffusie van water, osmose komt tot stand door de
waterconcentratiegradiënt
In het lichaam zijn er 2 water compartimenten: het extracellulaire volume
(ECV, milieu interieur) en intercellulaire volume(ICV)
Het water van het extracellulaire volume kan zich op 2 plekken bevinden, in
het interstitium(buiten de cellen) of in het bloedplasma.
De normale keukenzoutconcentratie van het bloedplasma is 155mM
Osmotische druk is de druk die de watermoleculen uitoefenen op het
membraan dat tussen de 2 compartimenten zit waar tussen een concentratie
verschil is. De watermoleculen willen van een hoge naar een lage concentratie
waardoor ze een druk gaan uitoefenen op hetgene dat tussen de
verschillende concentratie in staat.
De osmolaliteit is het aantal osmotisch actieve deeltjes per massa eenheid
oplosmiddel.
De osmolaliteit van het ECV is 283,5 mosm/kg, van het ICV is het 279
mosm/kg.
Plasma osmolaliteit: 2 x [Na+] + [glucose] + [bloed ureum stikstof]
Osmolariteit is het aantal osmotisch actieve deeltjes per liter water
RVD is een mechanisme waarbij er te veel water in de cel zit en dit de cel
verlaat samen met chloor en kalium
RVI is als er te weinig water in de cel zit en dit weer wordt aangetrokken
samen met verschillende zouten.
Toniciteit is een synoniem voor sterkte. Als je een erytrocyt in een oplossing
van 155mM (normale waarde bloedplasma) NaCl legt dan gebeurd er niks
want ze zijn beide van gelijke sterkte, dit wordt ook wel isotoon genoemd. Als
de erytrocyt in een oplossing met 77,5 mM NaCl wordt gelegd gaat de cel
zwellen dit heet ook wel hypotoon. Als de erytrocyt in een oplossing met 310
mM NaCl wordt gelegd gaat de cel krimpen, dit wordt ook wel hypertoon
genoemd.
Vloeistofcompartimenten (ppt 2)
vrouwen bestaan uit 50% water en mannen uit 60% water.
Cellen onttrekken voedingsstoffen uit het milieu interieur en scheiden er
afvalstoffen in uit. Als er dus niks gebeurd verarmt en vervuild het milieu
interieur.
De haarvaten lossen dit op, zij zorgen doormiddel van diffusie voor aanvoering
van voedingsstoffen. De afvalstoffen diffunderen de haarvaten in.
De lever haalt de vet oplosbare vervuilers uit het bloed (klaren van vet
oplosbare vervuilers) De nieren klaren water oplosbare vervuilers en de
longen klaren water oplosbare vervuilende gassen.
1/3 van het lichaamswater is extracellulaire vloeistof en 2/3 van het
lichaamswater is intracellulaire vloeistof.
Natrium zit nooit in het intracellulaire vloeistof maar altijd in het extracellulaire
vloeistof. Kalium kan wel het intracellulaire vloeistof in.
Osmose (ppt 1)
osmose = diffusie van water, osmose komt tot stand door de
waterconcentratiegradiënt
In het lichaam zijn er 2 water compartimenten: het extracellulaire volume
(ECV, milieu interieur) en intercellulaire volume(ICV)
Het water van het extracellulaire volume kan zich op 2 plekken bevinden, in
het interstitium(buiten de cellen) of in het bloedplasma.
De normale keukenzoutconcentratie van het bloedplasma is 155mM
Osmotische druk is de druk die de watermoleculen uitoefenen op het
membraan dat tussen de 2 compartimenten zit waar tussen een concentratie
verschil is. De watermoleculen willen van een hoge naar een lage concentratie
waardoor ze een druk gaan uitoefenen op hetgene dat tussen de
verschillende concentratie in staat.
De osmolaliteit is het aantal osmotisch actieve deeltjes per massa eenheid
oplosmiddel.
De osmolaliteit van het ECV is 283,5 mosm/kg, van het ICV is het 279
mosm/kg.
Plasma osmolaliteit: 2 x [Na+] + [glucose] + [bloed ureum stikstof]
Osmolariteit is het aantal osmotisch actieve deeltjes per liter water
RVD is een mechanisme waarbij er te veel water in de cel zit en dit de cel
verlaat samen met chloor en kalium
RVI is als er te weinig water in de cel zit en dit weer wordt aangetrokken
samen met verschillende zouten.
Toniciteit is een synoniem voor sterkte. Als je een erytrocyt in een oplossing
van 155mM (normale waarde bloedplasma) NaCl legt dan gebeurd er niks
want ze zijn beide van gelijke sterkte, dit wordt ook wel isotoon genoemd. Als
de erytrocyt in een oplossing met 77,5 mM NaCl wordt gelegd gaat de cel
zwellen dit heet ook wel hypotoon. Als de erytrocyt in een oplossing met 310
mM NaCl wordt gelegd gaat de cel krimpen, dit wordt ook wel hypertoon
genoemd.
Vloeistofcompartimenten (ppt 2)
vrouwen bestaan uit 50% water en mannen uit 60% water.
Cellen onttrekken voedingsstoffen uit het milieu interieur en scheiden er
afvalstoffen in uit. Als er dus niks gebeurd verarmt en vervuild het milieu
interieur.
De haarvaten lossen dit op, zij zorgen doormiddel van diffusie voor aanvoering
van voedingsstoffen. De afvalstoffen diffunderen de haarvaten in.
De lever haalt de vet oplosbare vervuilers uit het bloed (klaren van vet
oplosbare vervuilers) De nieren klaren water oplosbare vervuilers en de
longen klaren water oplosbare vervuilende gassen.
1/3 van het lichaamswater is extracellulaire vloeistof en 2/3 van het
lichaamswater is intracellulaire vloeistof.
Natrium zit nooit in het intracellulaire vloeistof maar altijd in het extracellulaire
vloeistof. Kalium kan wel het intracellulaire vloeistof in.