Financiële economie
Inhoudstabel
1 Beleggen
1.1 Aandeel
1.2 Obligatie
1.3 Kasbon
1.4 Staatsbon
1.5 Beleggingsfonds
2 Krediet
2.1 Consumentenkrediet
2.2 Autolening
2.3 Hypothecair krediet
2.4 Overbruggingskrediet
2.5 Debetkaart
2.6 Kredietkaart
3 Sparen
3.1 Spaarrekening
3.2 Termijnrekening
3.3 Zichtrekening
4 Verzekeren
4.1 Autoverzekering
4.2 Brandverzekering
4.3 Familiale verzekering
4.4 Hospitalisatieverzekering
, Beleggen
Aandeel
Een aandeel vertegenwoordigt een deel van een
onderneming. Wie een aandeel koopt wordt
aandeelhouder en mede-eigenaar van het bedrijf.
Een aandeelhouder mag deelnemen aan de
jaarlijkse algemene vergadering. Hij heeft
stemrecht en kan mee beslissen over de
jaarrekening, het dividend en de benoeming van
bestuurders.
De return is de winst/opbrengst van een aandeel
en is variabel. Het is afhankelijk van de
koersevolutie en het dividend. Een dividend is een
deel van de winst van de onderneming. Een
matuur beursgenoteerd bedrijf keert meestal 40
tot 50 procent van de winst uit in dividenden. Een
aandelenkoers kan flink stijgen maar ook dalen,
zelfs tot nul zodat de aandeelhouder niets
terugziet van het geld dat hij heeft geïnvesteerd.
De pay-out ratio is de verhouding van
gerealiseerde winst na belastingen / uitgekeerde
winst.
Wie aandelen koopt moet zijn geld voor een lange
termijn kunnen missen en beseffen dat hij een
financieel risico loopt. Een tijdshorizon van vijf tot
tien jaar is meestal voldoende om een koersdaling
goed te maken.
Aandelen hebben geen vervaldag en blijft bestaan tot de onderneming wordt
vereffend. Je kunt wel op elk moment je beursgenoteerde aandelen verkopen via
de aandelenmarkt maar je hanteert best een limietkoers. Dit is om je te
beschermen tegen snelle koersdalingen. Je geeft bv een order om de aandelen
pas te verkopen als ze minstens €20 per aandeel opbrengen.
Niet beurs-gerelateerde aandelen mag je niet aan om het even wie verkopen. Je
moet een koper vinden en onderhandelen over de prijs.
Inhoudstabel
1 Beleggen
1.1 Aandeel
1.2 Obligatie
1.3 Kasbon
1.4 Staatsbon
1.5 Beleggingsfonds
2 Krediet
2.1 Consumentenkrediet
2.2 Autolening
2.3 Hypothecair krediet
2.4 Overbruggingskrediet
2.5 Debetkaart
2.6 Kredietkaart
3 Sparen
3.1 Spaarrekening
3.2 Termijnrekening
3.3 Zichtrekening
4 Verzekeren
4.1 Autoverzekering
4.2 Brandverzekering
4.3 Familiale verzekering
4.4 Hospitalisatieverzekering
, Beleggen
Aandeel
Een aandeel vertegenwoordigt een deel van een
onderneming. Wie een aandeel koopt wordt
aandeelhouder en mede-eigenaar van het bedrijf.
Een aandeelhouder mag deelnemen aan de
jaarlijkse algemene vergadering. Hij heeft
stemrecht en kan mee beslissen over de
jaarrekening, het dividend en de benoeming van
bestuurders.
De return is de winst/opbrengst van een aandeel
en is variabel. Het is afhankelijk van de
koersevolutie en het dividend. Een dividend is een
deel van de winst van de onderneming. Een
matuur beursgenoteerd bedrijf keert meestal 40
tot 50 procent van de winst uit in dividenden. Een
aandelenkoers kan flink stijgen maar ook dalen,
zelfs tot nul zodat de aandeelhouder niets
terugziet van het geld dat hij heeft geïnvesteerd.
De pay-out ratio is de verhouding van
gerealiseerde winst na belastingen / uitgekeerde
winst.
Wie aandelen koopt moet zijn geld voor een lange
termijn kunnen missen en beseffen dat hij een
financieel risico loopt. Een tijdshorizon van vijf tot
tien jaar is meestal voldoende om een koersdaling
goed te maken.
Aandelen hebben geen vervaldag en blijft bestaan tot de onderneming wordt
vereffend. Je kunt wel op elk moment je beursgenoteerde aandelen verkopen via
de aandelenmarkt maar je hanteert best een limietkoers. Dit is om je te
beschermen tegen snelle koersdalingen. Je geeft bv een order om de aandelen
pas te verkopen als ze minstens €20 per aandeel opbrengen.
Niet beurs-gerelateerde aandelen mag je niet aan om het even wie verkopen. Je
moet een koper vinden en onderhandelen over de prijs.