Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)
- Een revolutie heeft enorme en onomkeerbare gevolgen
- Groot-Brittannië begin van industriële revolutie
Grote veranderingen in Engeland vanaf 1750
- Textielnijverheid uitvindingen leiden tot gemechaniseerde productie behoefte aan stabiele energiebron en
aan arbeiders.
- Landbouw agrarische revolutie zorgt voor meer voedsel en grotere bevolking meer vraag naar kleding
- Mijnbouw James Watt verbetert de stoommachine die in mijnen gebruikt wordt stoommachine kan
waterkracht vervangen
Eerste Industriële Revolutie (1775-1850)
- Energie: steenkool
- Materiaal: ijzer (machines)
- Economische gevolgen:
Huisnijverheid wordt verdrongen door fabrieksarbeid
Enorme toename van productie
Dalende prijzen van productie
Tweede Industriële Revolutie (1850-1900)
- Energie: elektriciteit en olie
- Materiaal: staal
Landbouwstedelijke samenleving wordt industriële samenleving
- Voornaamste middel van bestaan: industrie
- Snelle bevolkingsgroei en urbanisatie
- Uitgebreide vervoersmogelijkheden (paard/wagen trein, zeilschepen stoomschepen)
- Grotere inkomensverschillen
- In Franse Revolutie macht van de koning beperkt, ten gunste van de invloed van het volk
- Afloop, na 1815 restauratie van de macht van de vorsten
Standensamenleving Franse Revolutie: afschaffen standensamenleving Klassensamenleving
Industriële Revolutie: ontstaan arbeidersklasse / groeiende
kloof arm en rijk Sociale mobiliteit mogelijk
Industriële klassensamenleving
1. Adel + gegoede burgerij
2. Burgerij (middenklasse)
3. Geschoolde arbeiders
Ongeschoolde arbeiders
Verlichting / Democratische Revoluties
- Ideeën van verlichte denkers vormen basis voor Democratische Revoluties (Amerikaanse
Onafhankelijkheidsstrijd / Revolutie, Franse Revolutie).
Liberalisme
- Vrijheid van het individu zich zelf zoveel mogelijk ontplooien
- Overheid moet ervoor zorgen dat kwaliteit van iedereen voor hun recht komen
Politiek Economie Cultuur
Grondwet: macht van koning beperkt + Particulier bezit (bedrijven in hand van Vrijheid van denken
garantie van burgerrechten individu, niet van overheid)
Gelijkheid voor de wet Vrijhandel Geen censuur
Volksvertegenwoordiging moet koning Weinig bemoeienis van overheid Tolerantie
controleren
Industriële Revolutie
- Grondlegger socialisme: Karl Marx. Hij zag dat arbeidsklasse het slecht had, gegoede burgerij hadden het goed
(lonen laag winst)
- Klassenstrijd
Socialisme
- Doel: gelijkheid en gelijkwaardigheid voor arbeidersklasse
- Later communisme (radicaal): klassenstrijd, opstand om macht over te nemen in hun land met gewelddadige
revolutie
- Later sociaaldemocratie (gematigd): revolutie zou niet nodig zijn, kiesrechtuitbreiding (arbeiders ook stemmen,
opkomen voor hun belangen), sociale wetgeving
- Een revolutie heeft enorme en onomkeerbare gevolgen
- Groot-Brittannië begin van industriële revolutie
Grote veranderingen in Engeland vanaf 1750
- Textielnijverheid uitvindingen leiden tot gemechaniseerde productie behoefte aan stabiele energiebron en
aan arbeiders.
- Landbouw agrarische revolutie zorgt voor meer voedsel en grotere bevolking meer vraag naar kleding
- Mijnbouw James Watt verbetert de stoommachine die in mijnen gebruikt wordt stoommachine kan
waterkracht vervangen
Eerste Industriële Revolutie (1775-1850)
- Energie: steenkool
- Materiaal: ijzer (machines)
- Economische gevolgen:
Huisnijverheid wordt verdrongen door fabrieksarbeid
Enorme toename van productie
Dalende prijzen van productie
Tweede Industriële Revolutie (1850-1900)
- Energie: elektriciteit en olie
- Materiaal: staal
Landbouwstedelijke samenleving wordt industriële samenleving
- Voornaamste middel van bestaan: industrie
- Snelle bevolkingsgroei en urbanisatie
- Uitgebreide vervoersmogelijkheden (paard/wagen trein, zeilschepen stoomschepen)
- Grotere inkomensverschillen
- In Franse Revolutie macht van de koning beperkt, ten gunste van de invloed van het volk
- Afloop, na 1815 restauratie van de macht van de vorsten
Standensamenleving Franse Revolutie: afschaffen standensamenleving Klassensamenleving
Industriële Revolutie: ontstaan arbeidersklasse / groeiende
kloof arm en rijk Sociale mobiliteit mogelijk
Industriële klassensamenleving
1. Adel + gegoede burgerij
2. Burgerij (middenklasse)
3. Geschoolde arbeiders
Ongeschoolde arbeiders
Verlichting / Democratische Revoluties
- Ideeën van verlichte denkers vormen basis voor Democratische Revoluties (Amerikaanse
Onafhankelijkheidsstrijd / Revolutie, Franse Revolutie).
Liberalisme
- Vrijheid van het individu zich zelf zoveel mogelijk ontplooien
- Overheid moet ervoor zorgen dat kwaliteit van iedereen voor hun recht komen
Politiek Economie Cultuur
Grondwet: macht van koning beperkt + Particulier bezit (bedrijven in hand van Vrijheid van denken
garantie van burgerrechten individu, niet van overheid)
Gelijkheid voor de wet Vrijhandel Geen censuur
Volksvertegenwoordiging moet koning Weinig bemoeienis van overheid Tolerantie
controleren
Industriële Revolutie
- Grondlegger socialisme: Karl Marx. Hij zag dat arbeidsklasse het slecht had, gegoede burgerij hadden het goed
(lonen laag winst)
- Klassenstrijd
Socialisme
- Doel: gelijkheid en gelijkwaardigheid voor arbeidersklasse
- Later communisme (radicaal): klassenstrijd, opstand om macht over te nemen in hun land met gewelddadige
revolutie
- Later sociaaldemocratie (gematigd): revolutie zou niet nodig zijn, kiesrechtuitbreiding (arbeiders ook stemmen,
opkomen voor hun belangen), sociale wetgeving