Informatie- en onderzoeksvaardiheden
, ▪ ⚫ ♣
♠
1 Doelstellingen Formuleren
1.1 De student kan SMART-doelstellingen formuleren
- SMART-principe bij persoonlijke leerdoelen.
-> uitleg SMART
> S: Specifiek
W-vragen
Wat wil ik (willen we) precies bereiken = concreet
concreet = heel waarneembaar, heel specifiek beschrijven,
beschreven alsof lector er zelf bij staat.
wie is er bij betrokken?
waar gaat het gebeuren?
Wanneer gebeurt het?
Waarom wil ik (willen we) het bereiken?
> M: Meetbaar
Concreet waarneembaar/observeerbaar.
aantoonbaar in getallen.
Hoeveel ga je doen?
Hoe kun je dat meten?
BV: doordat het op 10 minuten is gedaan
Welke resultaat levert dat op.
> A: Acceptabel
is het voor jezelf (of de ander) aanvaardbaar?
is er voldoende draagvlak om het doel te behalen?
is er actiegericht en leidend resultaat?
is het belangrijk , is het relevant
> R: realistisch
Haalbaar voor mij of voor de ander(en)?
voldoende uitdaging
niet te makkelijk / niet te moeilijk.
> T: Tijdgebonden
wanneer moet het doel bereikt zijn?
VB:
Voor de tussentijdse evaluatie
binnen 30 minuten
op het einde van de activiteit
, ▪ ⚫ ♠
-> Tips bij het formuleren van je eigen leerdoelen.
> Start je doel met ik
> Ik + doe of meet-woord
> leerdoelen concreet ver woorden
> Maak een stappenplan + tijdsplanning om je doel te bereiken.
> toets regelmatig af met je begeleider.
- Criteria om doelen van activiteiten zo concreet mogelijk te formuleren.
-> uitleg SMART
> S: Specifiek
W-vragen
Wat wil ik (willen we) precies bereiken = concreet
concreet = heel waarneembaar, heel specifiek beschrijven,
beschreven alsof lector er zelf bij staat.
wie is er bij betrokken?
waar gaat het gebeuren?
Wanneer gebeurt het?
Waarom wil ik (willen we) het bereiken?
> M: Meetbaar
Concreet waarneembaar/observeerbaar.
aantoonbaar in getallen.
Hoeveel ga je doen?
Hoe kun je dat meten?
BV: doordat het op 10 minuten is gedaan
Welke resultaat levert dat op.
> A: Acceptabel
is het voor jezelf (of de ander) aanvaardbaar?
is er voldoende draagvlak om het doel te behalen?
is er actiegericht en leidend resultaat?
is het belangrijk , is het relevant
> R: realistisch
Haalbaar voor mij of voor de ander(en)?
voldoende uitdaging
niet te makkelijk / niet te moeilijk.
, ▪ ⚫ ♣
♠
1 Doelstellingen Formuleren
1.1 De student kan SMART-doelstellingen formuleren
- SMART-principe bij persoonlijke leerdoelen.
-> uitleg SMART
> S: Specifiek
W-vragen
Wat wil ik (willen we) precies bereiken = concreet
concreet = heel waarneembaar, heel specifiek beschrijven,
beschreven alsof lector er zelf bij staat.
wie is er bij betrokken?
waar gaat het gebeuren?
Wanneer gebeurt het?
Waarom wil ik (willen we) het bereiken?
> M: Meetbaar
Concreet waarneembaar/observeerbaar.
aantoonbaar in getallen.
Hoeveel ga je doen?
Hoe kun je dat meten?
BV: doordat het op 10 minuten is gedaan
Welke resultaat levert dat op.
> A: Acceptabel
is het voor jezelf (of de ander) aanvaardbaar?
is er voldoende draagvlak om het doel te behalen?
is er actiegericht en leidend resultaat?
is het belangrijk , is het relevant
> R: realistisch
Haalbaar voor mij of voor de ander(en)?
voldoende uitdaging
niet te makkelijk / niet te moeilijk.
> T: Tijdgebonden
wanneer moet het doel bereikt zijn?
VB:
Voor de tussentijdse evaluatie
binnen 30 minuten
op het einde van de activiteit
, ▪ ⚫ ♠
-> Tips bij het formuleren van je eigen leerdoelen.
> Start je doel met ik
> Ik + doe of meet-woord
> leerdoelen concreet ver woorden
> Maak een stappenplan + tijdsplanning om je doel te bereiken.
> toets regelmatig af met je begeleider.
- Criteria om doelen van activiteiten zo concreet mogelijk te formuleren.
-> uitleg SMART
> S: Specifiek
W-vragen
Wat wil ik (willen we) precies bereiken = concreet
concreet = heel waarneembaar, heel specifiek beschrijven,
beschreven alsof lector er zelf bij staat.
wie is er bij betrokken?
waar gaat het gebeuren?
Wanneer gebeurt het?
Waarom wil ik (willen we) het bereiken?
> M: Meetbaar
Concreet waarneembaar/observeerbaar.
aantoonbaar in getallen.
Hoeveel ga je doen?
Hoe kun je dat meten?
BV: doordat het op 10 minuten is gedaan
Welke resultaat levert dat op.
> A: Acceptabel
is het voor jezelf (of de ander) aanvaardbaar?
is er voldoende draagvlak om het doel te behalen?
is er actiegericht en leidend resultaat?
is het belangrijk , is het relevant
> R: realistisch
Haalbaar voor mij of voor de ander(en)?
voldoende uitdaging
niet te makkelijk / niet te moeilijk.