PARAGRAAF 1
Biodiversiteit: verscheidenheid van organismen.
De organismen worden in groepen verdeeld, er wordt gekeken naar:
- moleculaire eigenschappen: bouw membranen, eiwitten en het erfelijk materiaal (DNA).
- Uiterlijke kernmerken: celtype, aantal cellen, aanwezigheid celwand.
Organische stoffen:
- Afkomstig van organismen
- Grote, ingewikkeld gebouwde moleculen
- Bestaan uit een of meer atomen: koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O)
- Bevatten o.a.: stikstof (N), fosfor (P) en zwavel (S)
Anorganische stoffen:
- Komen in levenloze natuur en organismen voor
- Kleine, eenvoudig gebouwde moleculen
- Koolstofmonoxide (CO), koolstofdioxide (CO2), water (H2O), keukenzout (NaCl), zuurstof
(O2)
Autotroof: zelf voedend. Deze organismen nemen uit hun omgeving alleen anorganische stoffen op.
Uit deze anorganische stoffen maken ze de organische stoffen waaruit ze ontstaan.
Heterotroof: je hebt een ander nodig voor het voedsel. Deze organismen hebben organische stoffen
van andere organismen nodig voor hun voedsel. Uit deze organische stoffen maken ze hun eigen
organische stoffen.
D OMEINEN
Op basis van de ribosomen bestaat er een indeling uit drie domeinen: bacteriën, archaea en
eukaryoten.
Prokaryoten:
- Bacteriën en archaea behoren tot de prokaryoten
- Eencellige organismen met ribosomen, zonder celkern of andere organellen
Archaea:
- Geen membranen, bevatten DNA en ribosomen
- Zweepharen voor beweging
- Wordt extremofiel genoemd, omdat ze onder
extreme omstandigheden worden
aangetroffen.
Bacteriën:
- Eencelligen zonder celkern of membranen.
- Naast chromosomen bevat het ook plasmiden: kleine chromosomen.
Plasmiden bevatten genen die resistentie (ongevoeligheid) kunnen veroorzaken tegen
bepaalde gifstoffen.
- Sommige zijn voor de mens en natuur schadelijk/nuttig
Nuttig: afvalwaterzuivering en bestrijding van milieuverontreiniging
Schadelijk: voedsel bederven en ziekten veroorzaken
Biodiversiteit: verscheidenheid van organismen.
De organismen worden in groepen verdeeld, er wordt gekeken naar:
- moleculaire eigenschappen: bouw membranen, eiwitten en het erfelijk materiaal (DNA).
- Uiterlijke kernmerken: celtype, aantal cellen, aanwezigheid celwand.
Organische stoffen:
- Afkomstig van organismen
- Grote, ingewikkeld gebouwde moleculen
- Bestaan uit een of meer atomen: koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O)
- Bevatten o.a.: stikstof (N), fosfor (P) en zwavel (S)
Anorganische stoffen:
- Komen in levenloze natuur en organismen voor
- Kleine, eenvoudig gebouwde moleculen
- Koolstofmonoxide (CO), koolstofdioxide (CO2), water (H2O), keukenzout (NaCl), zuurstof
(O2)
Autotroof: zelf voedend. Deze organismen nemen uit hun omgeving alleen anorganische stoffen op.
Uit deze anorganische stoffen maken ze de organische stoffen waaruit ze ontstaan.
Heterotroof: je hebt een ander nodig voor het voedsel. Deze organismen hebben organische stoffen
van andere organismen nodig voor hun voedsel. Uit deze organische stoffen maken ze hun eigen
organische stoffen.
D OMEINEN
Op basis van de ribosomen bestaat er een indeling uit drie domeinen: bacteriën, archaea en
eukaryoten.
Prokaryoten:
- Bacteriën en archaea behoren tot de prokaryoten
- Eencellige organismen met ribosomen, zonder celkern of andere organellen
Archaea:
- Geen membranen, bevatten DNA en ribosomen
- Zweepharen voor beweging
- Wordt extremofiel genoemd, omdat ze onder
extreme omstandigheden worden
aangetroffen.
Bacteriën:
- Eencelligen zonder celkern of membranen.
- Naast chromosomen bevat het ook plasmiden: kleine chromosomen.
Plasmiden bevatten genen die resistentie (ongevoeligheid) kunnen veroorzaken tegen
bepaalde gifstoffen.
- Sommige zijn voor de mens en natuur schadelijk/nuttig
Nuttig: afvalwaterzuivering en bestrijding van milieuverontreiniging
Schadelijk: voedsel bederven en ziekten veroorzaken