PO zenuwstelsel bordspel
over H13
Annika Sluijter, Jorg Brockhoff 11-3-2022
& Chelsea Ebecilio, 5V
, Spelinfo
- Speltype: dobbelspel
- Aantal spelers: 2-6 personen
- Leeftijd: vanaf 15 jaar
- Spelduur: ± 30 min
Spelmateriaal
- 1 spelbord
- 6 pionnen
- 1 dobbelsteen
Doel van het spel
- Zoveel mogelijk goede antwoorden geven, zodat je de meeste kaartjes hebt aan het einde van het spel en dus de
winnaar bent.
Spelverloop
Elke speler kiest een pion uit en zet deze op het vakje met start erop. De jongste speler mag beginnen, hierna volgen de
andere spelers met de wijzers van de klok mee. Als een speler aan de beurt is, gooit hij of zij de dobbelsteen en zet zijn of
haar pion zoveel vakken vooruit als de dobbelsteen aangeeft. Komt een pion op een wit of een roze vakje dan gebeurt er iets
speciaals (kijk hiervoor bij gebeurtenissen). De opdrachten moeten -voor zo ver mogelijk- uitgevoerd worden. Op een vakje
mogen meerdere pionnen tegelijk staan, iemand eraf gooien is er niet bij. Als er een zes wordt gegooid, mag men niet nog
een keer gooien. Het spel is afgelopen wanneer alle kaartjes op zijn. Als bijv. de R-kaarten eerder op zijn dan de rest, wordt er
een kaart gepakt van de stapel van het volgende vakje (bij dit voorbeeld dus een kaart van T1).
Gebeurtenissen
- R, T1, T2, I: Een andere speler pakt een kaartje van de juiste stapel voor jou.
- Binas: Pak een kaartje van de binas stapel. Het kaartje betekent dat je de binas zo nodig bij de eerst volgende vraag
mag gebruiken. Nadat je beurt voorbij is, wordt het kaartje weer teruggelegd (ook als je de binas niet hebt gebruikt).
- Sing: Het eerst volgende antwoord moet zingend worden gegeven (iemand anders pakt het kaartje voor je). De speler
mag zelf weten van welke stapel kaarten hij of zij de vraag wilt beantwoorden.
- Describe: De speler die op dit vakje terecht komt, moet een onderdeel van het zenuwstelsel beschrijven aan de rest
van de spelers. De speler mag zelf bedenken welk onderdeel hij of zij kiest om te beschrijven. Pas wanneer de andere
spelers hebben geraden welk onderdeel beschreven is, krijg je het kaartje.
- Fall: Je bent gevallen; ga terug naar het dichtstbijzijnde I vakje.
- Draw: De speler die op dit vakje terecht komt, moet een onderdeel van het zenuwstelsel tekenen en aan de rest van
de spelers laten zien. De speler mag zelf bedenken welk onderdeel hij of zij kiest om te tekenen. Pas wanneer de
andere spelers hebben geraden welk onderdeel getekend is, krijg je het kaartje.
Spelregels
over H13
Annika Sluijter, Jorg Brockhoff 11-3-2022
& Chelsea Ebecilio, 5V
, Spelinfo
- Speltype: dobbelspel
- Aantal spelers: 2-6 personen
- Leeftijd: vanaf 15 jaar
- Spelduur: ± 30 min
Spelmateriaal
- 1 spelbord
- 6 pionnen
- 1 dobbelsteen
Doel van het spel
- Zoveel mogelijk goede antwoorden geven, zodat je de meeste kaartjes hebt aan het einde van het spel en dus de
winnaar bent.
Spelverloop
Elke speler kiest een pion uit en zet deze op het vakje met start erop. De jongste speler mag beginnen, hierna volgen de
andere spelers met de wijzers van de klok mee. Als een speler aan de beurt is, gooit hij of zij de dobbelsteen en zet zijn of
haar pion zoveel vakken vooruit als de dobbelsteen aangeeft. Komt een pion op een wit of een roze vakje dan gebeurt er iets
speciaals (kijk hiervoor bij gebeurtenissen). De opdrachten moeten -voor zo ver mogelijk- uitgevoerd worden. Op een vakje
mogen meerdere pionnen tegelijk staan, iemand eraf gooien is er niet bij. Als er een zes wordt gegooid, mag men niet nog
een keer gooien. Het spel is afgelopen wanneer alle kaartjes op zijn. Als bijv. de R-kaarten eerder op zijn dan de rest, wordt er
een kaart gepakt van de stapel van het volgende vakje (bij dit voorbeeld dus een kaart van T1).
Gebeurtenissen
- R, T1, T2, I: Een andere speler pakt een kaartje van de juiste stapel voor jou.
- Binas: Pak een kaartje van de binas stapel. Het kaartje betekent dat je de binas zo nodig bij de eerst volgende vraag
mag gebruiken. Nadat je beurt voorbij is, wordt het kaartje weer teruggelegd (ook als je de binas niet hebt gebruikt).
- Sing: Het eerst volgende antwoord moet zingend worden gegeven (iemand anders pakt het kaartje voor je). De speler
mag zelf weten van welke stapel kaarten hij of zij de vraag wilt beantwoorden.
- Describe: De speler die op dit vakje terecht komt, moet een onderdeel van het zenuwstelsel beschrijven aan de rest
van de spelers. De speler mag zelf bedenken welk onderdeel hij of zij kiest om te beschrijven. Pas wanneer de andere
spelers hebben geraden welk onderdeel beschreven is, krijg je het kaartje.
- Fall: Je bent gevallen; ga terug naar het dichtstbijzijnde I vakje.
- Draw: De speler die op dit vakje terecht komt, moet een onderdeel van het zenuwstelsel tekenen en aan de rest van
de spelers laten zien. De speler mag zelf bedenken welk onderdeel hij of zij kiest om te tekenen. Pas wanneer de
andere spelers hebben geraden welk onderdeel getekend is, krijg je het kaartje.
Spelregels