HOOFDSTUKKEN: 3,4,10 en 11.
Hoofdstuk 3 Ik werk, dus ik ben
Bijna iedereen begint na het noemen van zijn naam onmiddelijk over zijn werk.
Werk is zeer bepalend voor onze identiteit: wat ik doe, is wie ik ben.
Op (digitale) formulieren, contactadvertenties wordt bijna altijd een beroep/functie
vermeldt.
Talloze onderzoeken in de sociologie hebben uitgewezen dat ons zelfbeeld sterk samenhangt met
de baan die we hebben.
Succes en een gevoel van zingeving: Wie carrière maakt, goed betaald wordt en waardering krijgt van
collega’s en het gevoel heeft nuttig te zijn voor anderen, vereenzelvigt zich meer met zijn werk dan
iemand die zijn broowdinning slechts ziet als een verplichting om rond te kunnen komen.
Aard van het werk: een dokter met eigen praktijk (voert zijn vak zelfstandig uit) identificeert zich
meer met zijn werk dan een slagroomspuiter in een taartenfabriek is één deel van het vak ipv het
grote geheel.
Beroepsdeformatie: vereenzelviging van het werk - onderscheid tussen persoon en beroep vervaagt.
“Werk mee naar huis + bijbehorende karaktereigenschappen”:
‘accountant – alles stipt en precies’, ‘timmerman – ook thuis klussen’,
‘psycholoog – levensadvies aan iedereen’, etc.
Professorensyndroom: sommige hoorleraren zijn zo analytisch en rationeel ingesteld dat het afbreuk doet aan
hun empathie en vermogen om sociale contacten te leggen.
GESCHIEDENIS
In tegenstelling tot in de sociologie is werk en identiteit is in de filosifie eeuwenlang onderbelicht
gebleven:
Oude Grieken, Aristoteles, Bertrand Russel en Karl Marx keken neer op arbeid en stelden dat de
mens door te werken juist van zichzelf vervreemdde.
Arbeid, met name fysieke varianten, werden beschouwd als een intrinsiek slaafse
activiteit, wie zich het kon permitteren niet te werken deed dit liever niet.
Aristoteles:
Geestelijke voldoening en betaald werk waren ‘onverenigbaar’, pas wanneer mensen zo vermogend
waren dat ze konden leven zonder verplichtingen, zouden ze ‘de hogere geneugten des levens’- zoals
muziek maken en filosoferen – kunnen leren kennen.
Werk = belemering voor datgene waar het in het leven echt om draaide geestelijke ontplooiing
Dit is minstens 2.000 jaar lang de gedachte achter arbeid geweest.
Karl Marx
grondlegger communisme
Betaalde arbeid = een vorm van uitbuiting.
Arbeid is niet slaafs, maar de vorm waarin arbeid door het kapitalisme is gegoten, dat is slaafs.
kapitalistisch systeem: productiemiddelen zijn in handen van enkele private eigenaren, waardoor
arbeiders – om te kunnen overleven – gedwongen zijn te werken voor het kapitalisten. Zij verkopen
hun arbeid in ruil voor loon, terwijl de kapitaalkrachtigen dankzij de geproduceerde meerwaarde
(winst) zelf niet hoeven te werken. “Arbeider en kapitalist = Slaaf en meester”
vervreemding arbeider werd tot ‘object’ in een productieproces gedegradeerd.
ideale samenleving niemand hoeft te werken.