Résumé Vous Dites, semester 3

FDA3: Vous dites

Nederlands Frans
Het slachtoffer La victime
Lid Un membre
Leraar Un professeur
Gids Un guide
Meester Un maître
Waren (nous vorm) étions
Organiseerde (imparfait) Organisais
Moeten Devoir
Moeten (nous vorm) Devons
Totaal Totalement
Gemakkelijk Facilement
Vlot Couramment
Beter Mieux
Beter Meilleur
Hard Dur/durement
Dan ook Lors
Bijgevolg Par conséquent
Dus Donc
Dan/toen Alors
Zo goed mogelijke Aussi bonne que possible
Bovendien Aussi
Dan ook Aussi
Hoe meer Plus
Hoe groter Plus
Des te meer naarmate Autant plus que
Hoe ouder, hoe meer Plus ils sont âgés, plus
Hoe minder Moins
Hoe duurder Plus
Niet meer Ne plus
Verdient minder dan Gagne moins que
Niet zoveel als Ne pas autant que
Heel veel Énormément
Zoveel geld Tant d’argent
Veel Beaucoup
Te veel Trop
Ik ben 19 jaar J’ai 19 ans
Ik ben geslaagd J’ai réussi
Hij is alweer niet geslaagd Il a de nouveau échoué
Ik ben begonnen J’ai commencé
Ik ben het vergeten Je l’ai oublié
Hij is verhuisd Il a déménagé
Het vliegtuig is opgestegen L’avion a décollé
De helikopter is geland L’hélicoptère a atteri