Uitgewerkte leerstof huurrecht
Boeken : Privaatrecht voor Vastgoed Theorieboek
Vastgoedwetgeving
230A-ruimte
Art. 7:230A BW is het enige artikel voor huurovereenkomsten van gebouwde onroerende zaken die
geen woonruimte of 290-bedruifsruimte zijn. Voor dit huurregime gelden wel de algemene
bepalingen van artt. 7:201 – 7:231 BW.
Verhuurder en huurder zijn volledig vrij om huurafspraken te maken. Afspraken over bijvoorbeeld: de
looptijd van de huurovereenkomst, mogelijkheden van opzeggen en tussentijdse beëindiging van de
huurovereenkomst, onderhoudsverplichtingen, over de hoogte van de huurprijs en tussentijds
aanpassen van de huurprijs.
Einde huur van 230A-ruimte
De 230A-ruimte huurovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt door het verstrijken van de bepaalde
tijd (art. 7:228 lid 1 BW); opzeggen is niet nodig. Opzegging is wel nodig voor beëindiging van een
230A-ruimte huurovereenkomst voor onbepaalde tijd (art. 7:228 lid 2 BW).
De opzegtermijn voor een huurovereenkomst voor onbepaalde termijn bedraagt ten minste één
maand (art. 7:228 BW). Partijen mogen een langere opzegtermijn afspreken.
Ontruimingsbescherming
De verplichting om te ontruimen is van rechtswege geschorst, wanneer de huurovereenkomst is
geëindigd (art. 7:230A leden 1 en 3 BW). De huurder heeft ontruimingsbescherming; hij is niet
verplicht het gehuurde te ontruimen. Dit geldt voor huurovereenkomsten voor (on)bepaalde termijn.
Wanneer eindigt de ontruimingsbescherming? Daarvoor is nodig dat de verhuurder de datum van
ontruiming van het gehuurde schriftelijk aanzegt. De ontruimingsdatum kan niet eerder liggen dan de
datum waarop de huurovereenkomst eindigt.
Op de aangezegde ontruimingsdatum is de huurder nog niet verplicht om het gehuurde te
ontruimen, want vanaf deze datum loopt de ontruimingsbescherming nog twee maanden door. In
deze twee maanden kan de huurder de rechter verzoeken om de termijn van
ontruimingsbescherming te verlengen. Wordt het verzoek niet of te laat ingediend, dan is de
ontruimingsverplichting definitief.
Ontruimingsbescherming bestaat volgens 7:230A lid 2 BW niet wanneer de huurder:
1. de huur opzegt,
2. met de opzegging door de verhuurder instemt,
3. of door de rechter is veroordeeld tot ontruiming.
, Belangenafweging verlengingsprocedure
In de verleningsprocedure worden de belangen van de huurder (en de bevoegde onderhuurder)
afgewogen tegen de belangen van de verhuurder. Wiens belangen zwaarder wegen, aan die kant
staat de rechter (art. 7:230A lid 4 BW).
Duur van de verlenging
Volgens art. 7:230A lid 5 BW kan de ontruimingstermijn verlengd worden tot ten hoogste één jaar.
Het verzoek mag maximaal twee keer herhaald worden.
Rechten en plichten
Tijdens de periode van ontruimingsbescherming blijven de rechten en verplichtingen uit de
huurovereenkomst van kracht. De huurder blijft een bedrag betalen gelijk aan de huur, die
gebruiksvergoeding wordt genoemd. De hoogte van de gebruiksvergoeding komt meestal overeen
met het laatst betaalde huurbedrag. Lid 6 van art. 7:230A BW.
Woonruimte
Afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 BW geeft specifieke regels voor huur van woonruimte: art. 7:232 –
282 BW. Deze regels gelden naast de algemene regels (art. 7:201 – 231 BW) die hiervoor besproken
zijn, en die in de eerste vier afdelingen te lezen zijn.
Wat is woonruimte?
De definitie van woonruimte is opgenomen in art. 7:233 BW. Woonruimte is een
1. gebouwde onroerende zaak, die als zelfstandig of niet-zelfstandige woning is verhuurd dan
wel,
2. een woonwagen of standplaats,
3. en onroerende aanhorigheden die daarbij horen
Uitgangspunt is dat een huurder van woonruimte huurbescherming heeft. Zijn huurovereenkomst
eindigt niet zomaar door opzegging van de verhuurder. De wet verbindt aan een rechtsgeldige
opzegging allerlei termijnen en voorschriften.
Gebouwde onroerende zaak
Het spreekt bijna voor zich dat verhuur van woonruimte draait om een gebouwde onroerende zaak.
Een onbebouwde zaak kan wel worden verhuurd, maar niet als woonruimte. De huurder van grond
heeft niet de huurbescherming van afdeling 5 van titel 4 van boek 7 BW. Dat blijft ook zo wanneer
een verhuurder een perceel grond verhuurt met de verplichting aan de huurder om een woning te
bouwen.
Boeken : Privaatrecht voor Vastgoed Theorieboek
Vastgoedwetgeving
230A-ruimte
Art. 7:230A BW is het enige artikel voor huurovereenkomsten van gebouwde onroerende zaken die
geen woonruimte of 290-bedruifsruimte zijn. Voor dit huurregime gelden wel de algemene
bepalingen van artt. 7:201 – 7:231 BW.
Verhuurder en huurder zijn volledig vrij om huurafspraken te maken. Afspraken over bijvoorbeeld: de
looptijd van de huurovereenkomst, mogelijkheden van opzeggen en tussentijdse beëindiging van de
huurovereenkomst, onderhoudsverplichtingen, over de hoogte van de huurprijs en tussentijds
aanpassen van de huurprijs.
Einde huur van 230A-ruimte
De 230A-ruimte huurovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt door het verstrijken van de bepaalde
tijd (art. 7:228 lid 1 BW); opzeggen is niet nodig. Opzegging is wel nodig voor beëindiging van een
230A-ruimte huurovereenkomst voor onbepaalde tijd (art. 7:228 lid 2 BW).
De opzegtermijn voor een huurovereenkomst voor onbepaalde termijn bedraagt ten minste één
maand (art. 7:228 BW). Partijen mogen een langere opzegtermijn afspreken.
Ontruimingsbescherming
De verplichting om te ontruimen is van rechtswege geschorst, wanneer de huurovereenkomst is
geëindigd (art. 7:230A leden 1 en 3 BW). De huurder heeft ontruimingsbescherming; hij is niet
verplicht het gehuurde te ontruimen. Dit geldt voor huurovereenkomsten voor (on)bepaalde termijn.
Wanneer eindigt de ontruimingsbescherming? Daarvoor is nodig dat de verhuurder de datum van
ontruiming van het gehuurde schriftelijk aanzegt. De ontruimingsdatum kan niet eerder liggen dan de
datum waarop de huurovereenkomst eindigt.
Op de aangezegde ontruimingsdatum is de huurder nog niet verplicht om het gehuurde te
ontruimen, want vanaf deze datum loopt de ontruimingsbescherming nog twee maanden door. In
deze twee maanden kan de huurder de rechter verzoeken om de termijn van
ontruimingsbescherming te verlengen. Wordt het verzoek niet of te laat ingediend, dan is de
ontruimingsverplichting definitief.
Ontruimingsbescherming bestaat volgens 7:230A lid 2 BW niet wanneer de huurder:
1. de huur opzegt,
2. met de opzegging door de verhuurder instemt,
3. of door de rechter is veroordeeld tot ontruiming.
, Belangenafweging verlengingsprocedure
In de verleningsprocedure worden de belangen van de huurder (en de bevoegde onderhuurder)
afgewogen tegen de belangen van de verhuurder. Wiens belangen zwaarder wegen, aan die kant
staat de rechter (art. 7:230A lid 4 BW).
Duur van de verlenging
Volgens art. 7:230A lid 5 BW kan de ontruimingstermijn verlengd worden tot ten hoogste één jaar.
Het verzoek mag maximaal twee keer herhaald worden.
Rechten en plichten
Tijdens de periode van ontruimingsbescherming blijven de rechten en verplichtingen uit de
huurovereenkomst van kracht. De huurder blijft een bedrag betalen gelijk aan de huur, die
gebruiksvergoeding wordt genoemd. De hoogte van de gebruiksvergoeding komt meestal overeen
met het laatst betaalde huurbedrag. Lid 6 van art. 7:230A BW.
Woonruimte
Afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 BW geeft specifieke regels voor huur van woonruimte: art. 7:232 –
282 BW. Deze regels gelden naast de algemene regels (art. 7:201 – 231 BW) die hiervoor besproken
zijn, en die in de eerste vier afdelingen te lezen zijn.
Wat is woonruimte?
De definitie van woonruimte is opgenomen in art. 7:233 BW. Woonruimte is een
1. gebouwde onroerende zaak, die als zelfstandig of niet-zelfstandige woning is verhuurd dan
wel,
2. een woonwagen of standplaats,
3. en onroerende aanhorigheden die daarbij horen
Uitgangspunt is dat een huurder van woonruimte huurbescherming heeft. Zijn huurovereenkomst
eindigt niet zomaar door opzegging van de verhuurder. De wet verbindt aan een rechtsgeldige
opzegging allerlei termijnen en voorschriften.
Gebouwde onroerende zaak
Het spreekt bijna voor zich dat verhuur van woonruimte draait om een gebouwde onroerende zaak.
Een onbebouwde zaak kan wel worden verhuurd, maar niet als woonruimte. De huurder van grond
heeft niet de huurbescherming van afdeling 5 van titel 4 van boek 7 BW. Dat blijft ook zo wanneer
een verhuurder een perceel grond verhuurt met de verplichting aan de huurder om een woning te
bouwen.
