Elektrische energie:
Elektriciteit speelt een grote rol in je leven. Heel veel apparaten hebben elektrisch energie
nodig om te werken, zoals:
Je telefoon
Je pinpas
Apparatuur in het ziekenhuis
Waterpompen
Energiecentrales zetten energie van gas, kolen, wind, water en zon om in elektrische
energie.
Spanningsbronnen:
Een spanningsbron zorgt voor de energie die een elektrisch apparaat nodig heeft om te
kunnen werken. Een spanningsbron heeft twee aansluitpunten. Dat zijn de polen van de
spanningsbron. De spanning van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de
spanningsbron kan leveren. Het symbool van spanning is U, de eenheid van spanning is volt
(V). Bij hoogspanningsmasten is het gebruikelijk om de spanning in KV (kilovolt) te geven. 1
KV is gelijk aan 1000 V.
Spanning meten:
Je kunt een spanning meten met een voltmeter of spanningsmeter. Elke voltmeter bestaat
onder andere uit een aansluitpunt ‘min’ en een aansluitpunt ‘plus’. Je meet de spanning van
een spanningsbron door de pluspool met een ‘plus’ aansluitpunt van de voltmeter te
verbinden. De minpool verbind je met het ‘min’ aansluitpunt. De maximale waarde die je kunt
meten is het meetbereik.
Elektrische stroom:
Om een elektrisch apparaat re laten werken, sluit je het met een snoer aan op de
spanningsbron, die zorgt ervoor dat er elektrische stroom gaat lopen (zie figuur 6.6). Een
geleider is een stof waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen gaat. Een isolator is
een stof waar een elektrische stroom niet of moeilijk doorheen gaat.
‘
Stroomkring:
Een lampje, schakelaar, snoeren en stopcontact vormen samen een stroomkring. Een
elektrische stroom kan alleen lopen als de stroomkring niet onderbroken is. Je hebt dan een
gesloten stroomkring. De stroomsterkte is de grootte van de elektrische stroom. Het symbool
voor stroomsterkte is I, de eenheid is ampère(A). je kunt de stroomsterkte met een
stroommeter of ampèremeter meten.
Elektriciteit speelt een grote rol in je leven. Heel veel apparaten hebben elektrisch energie
nodig om te werken, zoals:
Je telefoon
Je pinpas
Apparatuur in het ziekenhuis
Waterpompen
Energiecentrales zetten energie van gas, kolen, wind, water en zon om in elektrische
energie.
Spanningsbronnen:
Een spanningsbron zorgt voor de energie die een elektrisch apparaat nodig heeft om te
kunnen werken. Een spanningsbron heeft twee aansluitpunten. Dat zijn de polen van de
spanningsbron. De spanning van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de
spanningsbron kan leveren. Het symbool van spanning is U, de eenheid van spanning is volt
(V). Bij hoogspanningsmasten is het gebruikelijk om de spanning in KV (kilovolt) te geven. 1
KV is gelijk aan 1000 V.
Spanning meten:
Je kunt een spanning meten met een voltmeter of spanningsmeter. Elke voltmeter bestaat
onder andere uit een aansluitpunt ‘min’ en een aansluitpunt ‘plus’. Je meet de spanning van
een spanningsbron door de pluspool met een ‘plus’ aansluitpunt van de voltmeter te
verbinden. De minpool verbind je met het ‘min’ aansluitpunt. De maximale waarde die je kunt
meten is het meetbereik.
Elektrische stroom:
Om een elektrisch apparaat re laten werken, sluit je het met een snoer aan op de
spanningsbron, die zorgt ervoor dat er elektrische stroom gaat lopen (zie figuur 6.6). Een
geleider is een stof waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen gaat. Een isolator is
een stof waar een elektrische stroom niet of moeilijk doorheen gaat.
‘
Stroomkring:
Een lampje, schakelaar, snoeren en stopcontact vormen samen een stroomkring. Een
elektrische stroom kan alleen lopen als de stroomkring niet onderbroken is. Je hebt dan een
gesloten stroomkring. De stroomsterkte is de grootte van de elektrische stroom. Het symbool
voor stroomsterkte is I, de eenheid is ampère(A). je kunt de stroomsterkte met een
stroommeter of ampèremeter meten.