Hoofdstuk 1 - Onderwijsgeschiedenis
1. Onderwijs en actualiteit
2. Het Nederlandse onderwijsbestel anno 2021
3. Wet op het voortgezet onderwijs (1968)
4. Onderwijs 1400–1800: middeleeuwen
5. De negentiende eeuw: waarom onderwijs?
6. Overlading: een modern probleem?
Onderwijs en actualiteit
Kranten, bladen en media berichten dagelijks over het onderwijs, omdat het als iets belangrijks word
geacht. Het gaat dan bijvoorbeeld over gebeurtenissen waardoor we ons gaan afvragen wat wel en
niet nuttig is, zoals de eindexamens die niet doorgingen. In 1945 bleek namelijk dat leerlingen die
geen eindexamen deden, net zo goed mee kwamen in het vervolgonderwijs. Ook gaat het
bijvoorbeeld over de vraag hoe er het beste vorm kan worden gegeven aan het onderwijs.
Onderwijsbestel Nederland 2021
Kansengelijkheid vs. Kansenongelijkheid (doorstroom)
Wet op het voortgezet onderwijs (1968)
Het doel van deze wet was om iedereen goed onderwijs te bieden, zorgde voor doorstroom tussen
verschillende onderwijsniveaus.
Onderwijs 1400-1800
In de middeleeuwen waren er scholen om mensen op te leiden tot
geestelijke (monnik of pastoor). Hieruit ontstaan stemmen vanuit de
bevolking dat alle kinderen les zouden moeten krijgen en zo kwamen
er dorpsscholen. ‘Docenten’ uit die tijd hadden zelf geen opleiding
gevolgd, en kregen vaak direct betaald door leerlingen, al dan niet in
natura.
Tijdens de middeleeuwen was het normaal om kinderen te slaan ‘met
de plak’ (zie afbeelding). Erasmus had kritiek op de manier waarop
onderwijzers les gaven, voornamelijk op het slaan.
Onderwijswet 1806:
- Scheiding tussen kerk en staat
- Onderwijs moet kinderen opvoeden tot staatsburgers
, - ‘Opvoeding tot deugdzame en nuttige leden van de maatschappij’
Ontwikkeling van hoofdelijk naar klassikaal onderwijs, van 1-op-1 naar een klas.
Onderwijs in de negentiende eeuw
Onderwerpen die in de negentiende eeuw opkwamen m.b.t. onderwijs:
- Professionalisering
- Ook vrouwen gaan onderwijs geven
- Artikel 23: vrijheid van onderwijs (1848-1920)
- Onderwijswet 1857: handwerken, gymnastiek, geschiedenis, aardrijkskunde
- Ontstaan beroepsonderwijs en middelbaar onderwijs
- Co-educatie, mogen jongens en meisjes in dezelfde klas zitten
Schoolstrijd 1806-1857: mensen die wilden dat ze zelf konden bepalen of kun kinderen wel of niet
christelijk les kregen. In 1848 gebeurde dit door de wet die vrijheid van onderwijs instelde, er
ontstonden openbare scholen. Er ontstond een tweede schoolstrijd, over de vraag wie het moest
betalen. De schoolstrijd zorgde ook voor algemeen kiesrecht en vrouwen kiesrecht. In ruil daarvoor
kregen de openbare scholen evenveel geld als christelijke scholen en dit zorgde zo voor het einde van
de tweede schoolstrijd.
Overlading: een modern probleem?
Is overladenheid een pedagogisch probleem of een hedendaags probleem?
In 1813 verschenen de eerste klachten: de leerling leert niets grondig, ze vergeten alles. Het grondige
wordt opgeofferd aan het uitgebreide. Leerlingen moeten bijvoorbeeld te veel regels of jaartallen
leren. Omstreeks 1900 maakte de kamer zich ook zorgen over teveel lesuren, teveel huiswerk, teveel
zaken en het grote aantal examenvakken.
Hoofdstuk 2 – Hoe voed je op?
Antinomie:
John Locke: Rousseau
Pedagogisch optimisme Naturalistisch optimisme
Opvoeder heeft veel macht, kind is tabula Alles uit de hand van de schepper is goed, wat
rasa. de mens er mee doet verpest dat.
1. Onderwijs en actualiteit
2. Het Nederlandse onderwijsbestel anno 2021
3. Wet op het voortgezet onderwijs (1968)
4. Onderwijs 1400–1800: middeleeuwen
5. De negentiende eeuw: waarom onderwijs?
6. Overlading: een modern probleem?
Onderwijs en actualiteit
Kranten, bladen en media berichten dagelijks over het onderwijs, omdat het als iets belangrijks word
geacht. Het gaat dan bijvoorbeeld over gebeurtenissen waardoor we ons gaan afvragen wat wel en
niet nuttig is, zoals de eindexamens die niet doorgingen. In 1945 bleek namelijk dat leerlingen die
geen eindexamen deden, net zo goed mee kwamen in het vervolgonderwijs. Ook gaat het
bijvoorbeeld over de vraag hoe er het beste vorm kan worden gegeven aan het onderwijs.
Onderwijsbestel Nederland 2021
Kansengelijkheid vs. Kansenongelijkheid (doorstroom)
Wet op het voortgezet onderwijs (1968)
Het doel van deze wet was om iedereen goed onderwijs te bieden, zorgde voor doorstroom tussen
verschillende onderwijsniveaus.
Onderwijs 1400-1800
In de middeleeuwen waren er scholen om mensen op te leiden tot
geestelijke (monnik of pastoor). Hieruit ontstaan stemmen vanuit de
bevolking dat alle kinderen les zouden moeten krijgen en zo kwamen
er dorpsscholen. ‘Docenten’ uit die tijd hadden zelf geen opleiding
gevolgd, en kregen vaak direct betaald door leerlingen, al dan niet in
natura.
Tijdens de middeleeuwen was het normaal om kinderen te slaan ‘met
de plak’ (zie afbeelding). Erasmus had kritiek op de manier waarop
onderwijzers les gaven, voornamelijk op het slaan.
Onderwijswet 1806:
- Scheiding tussen kerk en staat
- Onderwijs moet kinderen opvoeden tot staatsburgers
, - ‘Opvoeding tot deugdzame en nuttige leden van de maatschappij’
Ontwikkeling van hoofdelijk naar klassikaal onderwijs, van 1-op-1 naar een klas.
Onderwijs in de negentiende eeuw
Onderwerpen die in de negentiende eeuw opkwamen m.b.t. onderwijs:
- Professionalisering
- Ook vrouwen gaan onderwijs geven
- Artikel 23: vrijheid van onderwijs (1848-1920)
- Onderwijswet 1857: handwerken, gymnastiek, geschiedenis, aardrijkskunde
- Ontstaan beroepsonderwijs en middelbaar onderwijs
- Co-educatie, mogen jongens en meisjes in dezelfde klas zitten
Schoolstrijd 1806-1857: mensen die wilden dat ze zelf konden bepalen of kun kinderen wel of niet
christelijk les kregen. In 1848 gebeurde dit door de wet die vrijheid van onderwijs instelde, er
ontstonden openbare scholen. Er ontstond een tweede schoolstrijd, over de vraag wie het moest
betalen. De schoolstrijd zorgde ook voor algemeen kiesrecht en vrouwen kiesrecht. In ruil daarvoor
kregen de openbare scholen evenveel geld als christelijke scholen en dit zorgde zo voor het einde van
de tweede schoolstrijd.
Overlading: een modern probleem?
Is overladenheid een pedagogisch probleem of een hedendaags probleem?
In 1813 verschenen de eerste klachten: de leerling leert niets grondig, ze vergeten alles. Het grondige
wordt opgeofferd aan het uitgebreide. Leerlingen moeten bijvoorbeeld te veel regels of jaartallen
leren. Omstreeks 1900 maakte de kamer zich ook zorgen over teveel lesuren, teveel huiswerk, teveel
zaken en het grote aantal examenvakken.
Hoofdstuk 2 – Hoe voed je op?
Antinomie:
John Locke: Rousseau
Pedagogisch optimisme Naturalistisch optimisme
Opvoeder heeft veel macht, kind is tabula Alles uit de hand van de schepper is goed, wat
rasa. de mens er mee doet verpest dat.