Samenvatting Anatomie blok B

Anatomie blok B
Les 1
Aantekeningen, het hart
De snelste winst
 Elk onderdeel heeft een eigen frequentie
o Sinusknoop 60 tot 80 minuten
o AV-knoop 40 tot 55 minuten
o Hartspiercellen 25 tot 40 minuten

De sinusknoop is de snelste en bepaald de slagfrequentie

 Hart is ontspannen
 Atria en ventrikels stromen vol.
 Atria trekken samen, beetje bloed nog naar ventrikel
 Ventrikels trekken samen, bloed pompt hart uit.
 Linker en rechter kamer even veel bloed
 Zuurstofrijk bloed

Pulmonaalklep= tussen rechterkamer en longslagkamer
Aortaklep= tussen linkerkamer en aorta
mitraalklep= tussen linkerkamer en linkerboezem
tricuspidaalklep= tussen rechterkamer en rechterkamer

A= annulus fribrosus-> geeft stevigheid en elektrische isolatie tussen boezems en kamers

Bloedvoorziening hart
 Linker en rechter kransslagader (coronairarteriën)
 Eerste zijtakken in de aorta
 Eindarteriën




Samenvatting boek
Bouw en functie
De bloedsomloop bestaat uit
1. De grote circulatie : De bloedvaten vervoeren bloed door het hele lichaam
Doel : overal zuurstof en brandstof af te leveren en afvalstoffen op te ruimen
2. De kleine circulatie : De bloedvaten van het hart naar de longen gaan en vanaf daar
weer terug naar het hart.
Doel : Zuurstof aan het bloed toevoegen en afvalstoffen ( koolzuurgas ) af te geven.
3. Het hart : Dat als pomp fungeert om het bloed door het lichaam te stuwen.

Er is ook een andere indeling van de bloedsomloop mogelijk
1

,  Het hart dat als lichaamspomp fungeert
 De bloedvaten die van het hart naar weefsels lopen ( arteriae )
 De bloedvaten die van weefsels in de richting van het hart lopen ( venae )
 DE haarvaten ( capillairen ) die overal in het lichaam stoffen afgeven en opnemen en
als overgang dient van arteriële naar veneuze systeem.

Hart
Hart
 Ons hart heeft de grootte van een vuist en ligt links in de borstholte.
 Het hart bestaat uit 2 helften die worden gescheiden door een tussenschot ( septum
cordis )
 Deze helften bestaat weer uit twee delen

Het hart kent dus 4 compartimenten
1. Linkerboezem ( Atrium sinistrum )
2. Rechterboezem ( Atrium dextrum )
3. Linkerkamer ( Ventriculus sinister )
4. Rechterkamer ( Ventriculus dexter )

Kleppen
De atria en ventriculi zijn van elkaar gescheiden door kleppen ( valvae ).
1. Mitraalklep : Klep tussen het linkeratrium en het linkerventrikel
 Deze klep heeft 2 slippen
2. Tricuspidaalklep : Vormt de scheiding tussen het rechteratrium en rechterventrikel
 Deze klep heeft 3 slippen
3. Aortaklep : Het bloed dat uit het linkerventrikel in de grote bloedsomloop
 Is een klepsysteem, die het bloed alleen laat stromen in de richting, van het
ventrikel naar grote vaten
4. Pulmonaalklep : Het bloed dat uit het rechterventrikel in de kleine bloedsomloop
 Is een klepsysteem, die het bloed alleen laat stromen in de richting, van het
ventrikel naar grote vaten

Functie van kleppen
 Zorgt ervoor dat het bloed zich in het hart bevindt, slechts 1 richting kan stromen.

Weefsel
Endocard : De binnenwand van het hart is bekleed met een endotheellaag.
Myocard : De kracht waarmee het hart kan samentrekken, wordt geleverd door een dikke
spierlaag.
Deze spierlaag is autonoom : werkt buiten onze wil om.
Pericard / epicard : Deze vormen samen het zogenoemde hartzakje


Bloedvoorziening
Het hart moet zelf ook voorzien worden van brandstof en zuurstof en moeten afvalstoffen
worden afgevoerd. Hiertoe ontspringen vlak buiten het hart in de aorta een paar slagaderen
die de linker- en rechterhelft van bloed voorzien. Ze liggen als een krans om de hartspier.

2

, Bloedvoorziening hart
 Linker en rechter kransslagader
 Eerste zijtakken in de aorta
 Eindarteriën= een slagader en als er geen andere slagader is die de bloedvoorziening
kan overnemen.
Bij verstopping van een eindarteriën is er altijd een infarct.

Prikkelgeleiding
1. Sinusknoop : Het zenuwstelsel beïnvloed een bepaalde plaats op de septumwand
van het atrium. Vanuit Sinusknoop gaan elektrische prikkels via de boezemwanden
naar de AV-Knoop.
2. Av-knoop : Deze knoop ligt op de grens van het atrium en het ventrikel.
3. Bundel HIS : Vanuit de AV-knoop gaat een zenuwbundel ( Bundel van HIS ) over het
myocard die elke afzonderlijke spiervezel in het myocard voorziet van een prikkel.
Dit heeft tot gevolg dat een prikkel alle vezels tegelijk bereikt. Het hart pompt. Eerst
de artia en daarna de ventrikel.

Bloedvaten
Arterie
 Een arterie is een bloedvat dat het bloed van het hart afvoert.
 De arterie verwijdt iets bij elke hartslag
 De druk is in de arterie hoog
 arteriën liggen nooit oppervlakkig
 Bij een verwonding spuit het bloed er synchroon met de hartslag uit
 bloed stroomt snel
 Dikke wand
 Geen kleppen
 Dit bloed is zuurstofrijk zijn in de grote circulatie
 Zuurstofarm in de kleine circulatie
 De wand van een arterie is van binnen naar buiten opgebouwd uit een laagje
endotheelcellen
( binnenbekleding ).
Er om heen zitten andere lagen. Die zorgen ervoor dat
 De wand elastisch is, zodat hij zich kan uitzetten.
Windketelfunctie : De drukverhoging die ontstaat bij elke golf bloed die het
hart de arteriën in pompt, wordt door de elasticiteit van de arteriewanden
gedeeltelijk opgevangen. De drukverschillen worden daardoor wat
verminderd.
 Het vat verwijden of vernauwen
Verwijding : Dit vindt plaats bij een gewenste beter doorbloeding, zoals
lichamelijke inspanning
Vernauwing : Dit vindt plaats bij dreigend warmteverlies, zoals kou

Vene
 Een vene vervoert het bloed vanuit het lichaam terug naar het hart.
 De venenwand is bekleed met endotheel. Hieromheen zit bindweefsel.
3